Hoe weet je wanneer je de tangens moet gebruiken of de cotangens?
Want als je de tangens wilt berekenen heb je de overstaande en de schuine zijde nodig, maar bij de cotangens toch ook. Hoe weet je dan wanneer je wat moet gebruiken?
tan(hoek)= O/A.
cotan (hoek) = A/O. Ofwel er geldt altijd dat tan(x)=1/cotan(x) . De functies doen dus eigenlijk ongeveer hetzelfde behalve dat de cotangens de verhouding omgekeerd uitdrukt tov de tangens. Dat betekent dat je in situaties waarin je de tangens gebruikt je ook altijd de cotangens zou kunnen gebruiken, en omgekeerd, als je maar goed oplet welke verhouding je precies pakt. Dus bijvoorbeeldt geldt dat tan (60°) = √3 = O/A , ofwel als A lengte 1 heeft heeft O lengte √3.
cotan(60°) = 1/√3 = A/O , ofwel als O lengte √3 heeft heeft A lengte 1. Hetzelfde dus, maar net omgekeerd uitgedrukt.
Heb je meer informatie nodig om de vraag te beantwoorden? Reageer dan hier.