Op welke onderdelen van de wiskunde is bouwkunst gebaseerd?

bouwkunst is over de jaren heen nogal wat veranderd. In de renaissance zag het er heel anders uit dan in de middeleeuwen.

Maar het blijft wel een simpele vorm van wiskunde. Tegenwoordig zou je het wiskunde B noemen (lekker vaag), maar vroeger was dat beter omschreven als Meetkunde (of Geometrie, http://nl.wikipedia.org/wiki/Meetkunde).
Hierin moet je dus volgens de assen (x en y) dingen uitzetten zodat je altijd kloppende bouwvormen en constructies maakt.

Maar dat is niet het enige. Veel van de bouwwerken hebben ronde vormen, waarvoor goniometrie nodig is (http://nl.wikipedia.org/wiki/Goniometrie) zodat de ronde bogen goed kloppen en de straal niet te kort is (is altijd jammer als je boog net wat groter / kleiner is dan de afstand tussen de pilaren).

Wat ook een belangrijk onderdeel is, ligt natuurlijk wel samen met wiskunde, en dat zijn de materiaaleigenschappen. van tevoren moest ook berekend worden met welke materialen men wilde werken (net zoals tegenwoordig). Steunberen (die grote pilaren aan de zijkanten van bijv. kerken, http://nl.wikipedia.org/wiki/Steunbeer) moeten toch echt van ander materiaal zijn dan de beelden en er moest ook berekend worden hoe groot deze moesten zijn. Dat ging waarschijnlijk wel iets anders dan tegenwoordig (omdat we nu heel precies de dichtheid en materiaalsterkte kunnen testen en berekenen), maar het werd wel gedaan. Dan moet je denken aan simpel optellen, vermenigvuldigen, ofwel rekenkunde (http://nl.wikipedia.org/wiki/Rekenkunde).