Hét vraag- en antwoordplatform van Nederland

Hoe bereken je de oppervlakte van het volgende?

Zie afbeelding:

- Het is een gelijkzijdige driehoek (30x30x30)
- Hoogte A is gelijk aan hoogte C
- Vlak B mag niet mee gerekend worden
- Vlak B heeft een hoogte van 10 CM

Wat is de oppervlakte van A en B bij elkaar?

Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
in: Wiskunde
2K
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
probeer de lijnstukken x te stellen ;)

Heb je meer informatie nodig om de vraag te beantwoorden? Reageer dan hier.

Antwoorden (8)

Je moet de driehoek verticaal door midden snijden. Nu heb je een rechte kant waarvan de lengte onbekend is. De schuine kant is nog steeds 30cm en de onderkant wordt 15cm met deze twee gegevens kun je met de stelling van pythagoras uitrekenen hoe hoog de onbekende is. Van het antwoord haal je dan 10cm af
(Lees meer...)
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
Volgens mij klopt je antwoord niet.
Als je nu eerst laag B weghaalt dan heb je toch geen volledige driehoek meer, zodat je de stelling van Pythagoras niet meer kan gebruiken.
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
ik ken deze vraag, je moet een lijnstuk x stellen
Naar mijn idee moet het antwoord zijn: 186,86 cm2
- eerste de hoogte van de totale driehoek berekend met pythagoras
- toen die hoogte -10 gedaan is de hoogte van A en C = 7,99
- Met die hoogte en de tangens van 60 graden (hoek van gelijkzijdige driehoek is altijd 60) de basis van de driehoek bepaald. (antwoord x2 voor de totale basis) Gehele basis van driehoek AB kwam ik op 20,77
- Toen basis x hoogte / 2 = antwoord > 186,86cm2

Correct me if i'm wrong...

Toegevoegd na 56 seconden:
de gebruikte hoogte in de tangens berekening was natuurlijk A + B = 17,99
(Lees meer...)
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
Heeft het haast ik weet denk ik wel een manier namelijk, maar ik heb nu even geen tijd om het helemaal uit te werken. Ik zal wel kort even uitleggen hoe het volgens mij kan(misschien niet beste manier): deel verticaal doormidden met stelling van Pythagoras kan je nu alle hoogtes bereken.
Als je nu uitgaat van het punt linksonder kan je met de richtingscoefficient van elke vlak de lengte van de zijkant uitrekenen. Daarna kan je weer met Pythagoras de boven/onder zijden van de vlakken bereken. Nu heb je de lengtes van alle zijden en moet je bij de bovenste driehoek: 0.5 X hoogte X onderzijde, bij het onderste vlak doe je voor de oppervlakte: (bovenzijde+onderzijde)/2 x hoogte
(Lees meer...)
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
Het heeft geen haast, ben nl erg benieuwd naar het juiste antwoord met de duidelijkste uitleg. Dus zet hem op!
Je hebt hier te maken met 3 gelijkvormige 3hoeken. De grote 3hoek, 3hoek[A+B] en 3hoek A. Van de grote 3hoek bereken je eerst de hoogte lijn mbv pythagoras. (Je weet wel: hier is het de schuine in kwadraat min de door de hoogtelijn gehalveerde basis in het kwadraat, en daar weer de wortel uit.) Van die hoogtelijn moet je eerst die 10 CM aftrekken van de trapezium in het midden. Dan deel je die door 2 (want lijn A = C). Bij (hoogte)lijn A tel je weer 10 CM op en krijg je hoogtelijn van 3hoek [A+B]. Aangezien de grote 3hoek gelijkvormig is met 3hoek[A+B] is de verhouding tussen hun bases en hoogtelijnen gelijk. Zo krijg je 30 CM : basis 3hoek[A+B] = hoogtelijn grote : hoogtelijn 3hoek[A+B]. Mag je allemaal zelf uitrekenen.
(Lees meer...)
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
De oppervlakte is 239,6.

*Trek een loodlijn (LL) en reken de lengte uit. Deze is LL²+15²=30². LL= 25,98
*De hoogtes van figuren A en C zijn dan (25,98-10):2=7,99.
*Van een rechthoekige driehoek van 60° verhouden de zijden zich als 1:2:wortel 3.
Hieruit kunnen de basissen van de 2 kleine rechthoekige driehoekjes berekend worden en deze zijn resp 4,61 en 5,77.
*Nu kunnen de evenwijdige zijden van trapeze B berekend worden en deze zijn 7,99 en 9,24.
* hieruit volgt dat de opp van trapeze B ½(lange zijde + korte zijde)*10=150,1.
*De opp van de gelijkbenige driehoek is 30x½x25,98=389,7.
*Opp hele driehoek minus figuur B is 389,7-150,1=239,6.

Toegevoegd na 6 uur:
Foutje, want er wordt gevraagd om de opp van a+b, zonder dat vlak B meegerekend wordt.
Opp A+B= opp. gehele driehoek (A+B+C)-opp. trap. C
(30*½*25,98) - [½*(30+20,78)*7,99]=186,84
(Lees meer...)
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
De vraag was niet de volledige oppervlakte min oppervlakte figuur B, maar het oppervlakte van A en B samen.
De oppervlakten van twee gelijkvormige driehoeken verhouden zich als de kwadraten van twee overeenkomstige zijden.


De gevraagde oppervlakte is dus

(a+10)^2 / (2a+10)^2 *30*15

waarbij geldt:

(2a+10)^2 = 30^2 - 15^2
(Lees meer...)
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
Ik dacht dat mij vorige antwoord en foutje bevatte, daarom poging 2, nu op basis van verhoudingen inplaats van direct invullen.

Ik ga eerst uit van een driehoek met zijden 1

Van deze gelijkzijdige driehoek is de hoogte (toepassen pythagoras)

Wortel (1-1/4) = Wortel(3)/2

Van deze gelijkzijdige driehoek is de oppervlakte dus Wortel(3)/4

Van twee gelijkvorige driehoeken verhouden de oppervlaktes zich als het kwadraat van overeenkomstige zijden.

Dus Opp(klein) = (klein^2 / groot^2)*Opp(groot)

(WORTEL(3)/4+1/6)^2
=------------------------------ * Wortel(3)/4
(Wortel(3)/2) ^2

= (4/3)*(3/16+WORTEL(3)/12+1/36)*(WORTEL(3)/4)

= (1/12+WORTEL(3)*(31/432))

Dus de oppervlakte van A+B is dan 30^2 * de vorige uitkomst

= 75+(64+7/12)*WORTEL(3) is ongeveer 186,86

En ik had inderdaad even niets te doen, anders had ik dit natuurlijk niet uitgewerkt.
(Lees meer...)
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden
Deze oplossing is heel simpel,je moet het alleen in stappen doen.

De eigenschappen van de driehoek is dat de zijden gelijk zijn maar ook de hoeken nl. 60 graden

Trek je vanaf punt A een verticale lijn dan krijg je 2 dezelfde driehoeken
De eigenschappen van de driehoeken zijn:
De hoeken zijn 30,60 en 90 graden
De schuine zijde is 30 lang
De basis (dit is de kleine zijde) is de helft van de schuine zijde (B=15)
De hoogte (H) is gelijk aan wortel 3 x basis
Wortel 3 = 1.73 (afgerond)
H=1.73*15=25.95

De opp van de driehoek (incl. opp B ) =
1/2 x H X B = 1/2 x 25.95 x 15 = 194.62

De Trapezium bestaat uit 3 vlakken
Een rechthoek en 2 dezelfde driehoeken met de eigenschap dat de hoeken 30,60 en 90 graden zijn

Driehoek:
De hoogte=10
De breedte= Hoogte / wortel 3 = 10 / 1.73 = 5.77
De opp= 1/2 x h x b = 1/2 x 10 x 5.77 =28.85

Er zijn een twee dus dat wordt 2 x 28.85 = 57.7

Laten wij de trapezium weg dan verandert de hoogte van de oorspronkelijk driehoek H= 25.95-10=15.95

We creeren nu een denkbeeldige driehoek met de eigenschappen dat de hoeken 30,60 en 90 graden het zelfde dus als de originele driehoek.

De opp van de denkbeeldige driehoek is:
opp= 1/2 x h x b = 1/2 x 15.95 x 15 = 119.6

De opp van de rechthoek in de trapzium is gelijk aan:
opp origenele driehoek - denkbeeldige driehoek
= 194.62 - 119.6 = 75.02

De opp van de trapezium = opp rechthoek + 2x opp kleine driehoek.
De opp van de trapezium = 75.02 + 57.7 = 132.72

De opp van vlak A en C = 194.62 - 132.72 = 61.72



Deze methode geld alleen bij een gelijkbenige driehoek

Toegevoegd na 36 minuten:
SORRY IK HAD DE VRAAG VERKEERD BEGREPEN EN ER BEVINDEN ZICH FOUTEN DUS MIJN ANTWOORD IS INCORRECT
(Lees meer...)
Verwijderde gebruiker
13 jaar geleden

Weet jij het beter..?

Het is niet mogelijk om je eigen vraag te beantwoorden Je mag slechts 1 keer antwoord geven op een vraag Je hebt vandaag al antwoorden gegeven. Morgen mag je opnieuw maximaal antwoorden geven.

0 / 5000
Gekozen afbeelding