Wat is het verschil tussen beveiliging tegen aardsluiting en beveiliging tegen kortsluiting?

Kortsluiting ontstaat als de fasedraad (draad waarop de netspanning staat) in contact komt met de nuldraad (draad waarop geen spanning staat). Hierdoor gaat er een heel grote stroom lopen (geen weerstand), die stroom is groter dan door de zekering mag lopen en de zekering schakelt uit.

Aardsluiting ontstaat als de spanning komt met de aarde. Dit wordt gedaan omdat er anders gevaar voor elektrocutie bestaat. De stroom loopt dan van de fase naar de aarde. In natte ruimtes is dan ook een apparaat, behalve met de fasedraad en de nuldraad, ook verbonden met de aarde (geel-groene draad).
Dit kan als het apparaat nat is (vocht heeft kleine weerstand) ook een grote stroom veroorzaken waardoor de zekering uitklapt.

De aardlekschakelaar registreert of er een stroom loopt die niet door de nuldraad terug gaat maar een andere weg kiest. Dit kan een grote of een heel kleine stroom zijn.
Als de aardlekschakelaar zeer regelmatig uitklapt is het beter om na te gaan welk apparaat dit ver0orzaakt.
Bij zwaar onweer kan de aardlekschakelaar ook uitklappen omdat er een ruimtelading,bij bliksems wordt de lucht geladen, is en die weg stroomt via de aarde.

Kortsluiting is dat de + en de - pool met elkaar verbonden wordt. In het geval van wisselspanning de fase en de nuldraad.
Waar het op neerkomt is dat je een stroomkring krijgt waarbij geen weerstand (of minimale weerstand, alleen van de draden) aanwezig is, waardoor de draden warm worden, de weerstand afneemt en de stroomsterkte toe neemt. Dit verloopt zeer snel. Een stop in huis kan o.h.a. maar 16 Ampere aan. Boven de 16 ampere (weet dat als je 0.1 ampere door je heen krijgt je niet meer kan loslaten, boven de 0.15 ampere is bijna altijd dodelijk) slaat de stop er uit. De stop is een beveiliging tegen kortsluiting, maar de stroom loopt via het normale pad.

Bij een beveiliging tegen aardsluiting, lekt er stroom weg vanuit de stroomkring, richting de aarde. Hiervoor dient de aardlekschakelaar. Dit meet (gemakkelijk gezegd) de stroom die in gaat en de stroom die uitgaat. Als hier een verschil tussen zit, springt de aardlek er uit.

Vergelijk het met een stroom water. Kortsluiting is dat het water ongecontroleerd hard stroomt en de aardlek gaat er uit als er meer water het huis in gaat dan dat er uit gaat (dus dan lekt de leiding ergens).