Hét vraag- en antwoordplatform van Nederland

waarom zijn juist de isotopen U233 U235 en pu239 splijtbaar en andere isotopen of elementen niet?

Verwijderde gebruiker
8 jaar geleden
1.6K
erotisi
8 jaar geleden
Een duidelijke verhouding van neutron proton in de kern maakt de kern stabiel. Als de verhouding ver van van de stabiliteitsverhouding is, is de kern instabiel. In ²³⁵U, 92 protonen en 143 neutronen maken een verhouding 143/92 = 1,554 en dat is ver van van de vereiste stabiliteitsverhouding waardoor het instabiel wordt. De vereiste stabiliteit verhouding is verschillend voor verschillende elementen en neemt toe met de toename van het aantal protonen (atoomnummer) van het element.
Verwijderde gebruiker
8 jaar geleden
@erotisi, in feite draai je de feiten om.
De natuurkunde constateert iets (zonder te weten waarom).
Dan wordt er een naam aangegeven (stabiliteit) en een "wetmatigheid" vastgesteld.
Je mag de zaak niet omkeren.
Het waarom kan niet beantwoord worden.
Verwijderde gebruiker
8 jaar geleden
Verbeter mij als ik het verkeerd interpreteer, maar het verschil tussen protonen en neutronen is bij U238 groter terwijl dit isotoop niet splijtbaar is.

Heb je meer informatie nodig om de vraag te beantwoorden? Reageer dan hier.

Antwoorden (1)

Een splijtbaar atoom is niet hetzelfde als een instabiel atoom. Veel isotopen van elementen waarbij de verhouding protonen:neutronen afwijkt van de stabiliteitsverhouding, en alle isotopen van elementen met atoomnummer boven 83, zijn instabiel en zenden spontaan α- of β-deeltjes uit, waarbij ze veranderen in een isotoop van een ander element (bij α-deeltjes wordt het atoomnummer 2 lager en bij β-deeltjes 1 hoger). We spreken nu van radioactief verval. Dit is een spontaan proces dat voor iedere isotoop met een bepaalde snelheid verloopt. Die snelheid kan tot uitdrukking worden gebracht als halfwaardetijd, waarna de helft van alle atomen is vervallen.
Kernsplijting daarentegen is soms een spontaan proces, maar meestal een gestimuleerd proces waarbij neutronen op een atoomkern worden geschoten. De kern raakt daardoor in een aangeslagen toestand en splitst zich in twee grotere delen (dus beide delen groter dan een α-deeltje ofwel heliumkern). Bijvoorbeeld U-235 + neutron -> Ba-142 + Kr-92 + 2 neutronen. Doordat er meer neutronen vrijkomen dan er ingestopt worden kan met dit proces een kettingreactie worden opgewekt.
Over deze processen kan men de volgende vragen stellen:
- waarom produceren bepaalde isotopen α- en andere β-straling?
- waarom kunnen sommige isotopen (ook) uiteenvallen in twee grotere delen?
- welke grotere delen zijn dat dan en hoe wordt dat bepaald?
- als er meerdere mogelijkheden zijn, in welke verhouding doen die zich dan voor en hoe wordt dat bepaald?
- waarom verlopen al dat soort processen met een bepaalde vaste snelheid (halfwaardetijd)?
Het antwoord op al deze vragen ligt besloten in de quantummechanische eigenschappen van de atoomkernen. Hoewel de principes die hieraan ten grondslag liggen wel min of meer begrepen worden, is het in de praktijk heel lastig om de quantumeigenschappen van een grotere atoomkern door berekening te bepalen. De kennis die we hebben over welke isotopen α- dan wel β-deeltjes produceren en welke splijtbaar zijn, is dan ook vrijwel altijd proefondervindelijk vastgesteld.
Conclusie: hoewel we experimenteel kunnen vaststellen dat U-235 en Pu-239 splijtbaar zijn, en we begrijpen dat dit met de quantumeigenschappen van die isotopen te maken heeft, is het (nog) niet mogelijk om berekeningen te maken die inzichtelijk maken waarom dat precies bij die isotopen het geval is.
(Lees meer...)
WimNobel
8 jaar geleden

Weet jij het beter..?

Het is niet mogelijk om je eigen vraag te beantwoorden Je mag slechts 1 keer antwoord geven op een vraag Je hebt vandaag al antwoorden gegeven. Morgen mag je opnieuw maximaal antwoorden geven.

0 / 5000
Gekozen afbeelding