Waardoor hebben isotopen met een oneven aantal kerndeeltjes een magnetisch veld??

Denk eerst eens beter na over je vraag.
In je vraag heb je het over kerndeeltjes.
In de volgende zin heb je het over protonen.
In de laatste zin heb je het over neutronen.
Zet het eerst eens op een rij.

Ik begrijp je reactie niet goed. Protonen en neutronen zijn allebei kerndeeltjes, wat is dan onduidelijk?

Een groot deel van de uitleg in je vraag klopt inderdaad niet, de kerndeeltjes omvatten zowel neutronen als protonen dus de elementen hebben niet een vast aantal kerndeeltjes. Isotopen hebben een verschillend aantal neutronen en niet 'meer'. En het aantal kerndeeltjes maakt een nuclide niet tot een 'niet-isotoop'. Neem de nuclidentabel er eens bij en kijk eens naar de verschillende soorten radioactief verval. Als je deze tabel en de soorten radioactief verval kent en begrijpt dan heb je een beter inzicht in de kern van een atoom en kan je de vraag misschien beter formuleren.

Het grootste deel van de vraag lijkt me wel te kloppen. Fout is inderdaad dat niet 'meer' neutronen bepalend is.
Ik heb de tabel eens bekeken, maar ik kan geen antwoord vinden op mijn vraag. Als je het weet kun je me dan een hint geven?! En voor de duidelijkheid: ik ben op mijn vraag gekomen door de volgende tekst op http://nl.wikipedia.org/wiki/MRI-scanner: "De werking berust hierop dat isotopen met een oneven aantal kerndeeltjes, bijvoorbeeld waterstof en fosfor, een magnetisch veld hebben. (Dit minuscule magneetje - de kernspin - kan met een extern magneetveld mee, of tegen een extern magneetveld in werken. Dit is een kwantumeffect, tussenstanden zijn niet mogelijk. Tussen deze twee toestanden bestaat een energieverschil, afhankelijk van de sterkte van het externe magneetveld)."