Wat is de oplossing van de tweelingparadox in de *algemene* relativiteitstheorie?
In de speciale relativiteitstheorie is er de tweelingparadox; kort samengevat:
"Tweelingbroer Bob vertrekt in een raket, vliegt heel snel ver weg, draait zich om, en vliegt weer heel snel terug. Tweelingzus Alice bleef thuis. Alice ziet Bob hard gaan, dus ziet zijn klok langzamer lopen; Bob ziet iets soortgelijks voor Alice. Beiden zien elkaar dus langzamer verouderen dan zichzelf. Wie is het oudst op het moment dat ze elkaar weer ontmoeten?"
De oplossing van die paradox is dat Bob halverwege moet omkeren. Daarbij ondergaat hij een versnelling, die hij merkt en meten kan. Alice ondergaat dat niet. Daardoor is de situatie niet symmetrisch. Uiteindelijk blijkt Alice sneller verouderd te zijn dan Bob.
So far so good...
Maar, wat nu als Bob snel wegvliegt en door een aantal zware sterren wordt afgebogen onderweg en op díe manier een lus maakt en toevallig weer precies terugkomt bij Alice? Kortom, wat als het dus niet een merkbare versnelling is opgewekt door de raketmotor, maar het effect van de zwaartekracht?
Volgens de algemene relativiteitstheorie is een coordinatenstelsel in vrije val in een zwaartekrachtsveld (d.w.z. Bob) niet te onderscheiden van een coordinatenstelsel in de lege ruimte (d.w.z. Alice). In het bijzonder merkt Bob op geen enkel moment een versnelling: hij blijft gewichtsloos in zijn raket. Net als Alice die is thuisgebleven in empty space.
Wat nu als hij weer bij Alice terugkeert? Wie is er nu ouder?
**: Met "voelen" bedoel ik niet of het merkbaar is voor het evenwichtssysteem; maar of het fysisch uberhaupt enigerlei effect heeft op wat dan ook.
Een gyroscoop die wijst in de richting van zijn voortbewegingssnelheid "draait" met zijn baan mee. Dat is geen getijdeeffect (het werkt hetzelfde voor een willekeurig kleine gyroscoop).
Zo ook voor licht zelf trouwens.
Hoe je het wiel in het proefje ook versneld, vertraagt en/of draait, dit geeft geen aanleiding om te roteren.
http://www.space.com/11570-nasa-gravity-probe-einstein-theory-relativity.html
http://en.wikipedia.org/wiki/Precession#Relativistic
Ik lees even terug want raak de draad anders kwijt; je schreef: "Hoewel Bob geen versnelling ondervindt merkt hij wel dat er een rotatie optreed. Hij zal op de terugweg constateren dat hij rugwaarts naar Alice terugkeert en er onderweg, voor hem misschien op mysterieuze wijze, zijn inertiaalstelsel van richting is veranderd."
Wat hij dus ziet is dat Alice vertrok "naar achteren toe" toen ze uit elkaar gingen, en dat Alice ook weer "om en nabij van achteren" terug komt. Ze nadert niet "van voren". Hoe hij hier iets uit moet afleiden over zijn eigen richting ontgaat me. Aangezien hij geen draaiing ervaren heeft zal hij er gewoon vanuit gaan dat Alice in een bepaalde lus is gereisd. Net zoals Alice meent dat hij in een lus is gereisd. Waarmee de situatie nog immer symmetrisch is, en dat is de paradox. (Trouwens, met "de verstoring van de baan van Venus" bedoel je "de perihelionprecessie van Mercurius" neem ik aan.)
"The outcome of any local experiment (gravitational or not) in a freely falling laboratory is independent of the velocity of the laboratory and its location in spacetime." [http://en.wikipedia.org/wiki/Equivalence_principle#The_strong_equivalence_principle]
Groet, Henk.
Merci allen voor de discussie! Ik vat het -in mijn eigen woorden- samen met dat het de gekromde *globale* structuur van de ruimtetijd is die voor asymetrie zorgt. Het feit dat zowel Alice als Bob intertiaalstelsels volgen (hetgeen hen beiden *lokaal* dezelfde ervaring geeft) betekent in ART niet dat ze identieke eigentijd meten tussen hun twee ontmoetingen. Dit is wel het geval in SRT, waar de ruimtetijd vlak is, en er maar één rechte geodeet bestaat die twee ruimtetijdpunten verbindt.
Heb je meer informatie nodig om de vraag te beantwoorden? Reageer dan hier.