Hét vraag- en antwoordplatform van Nederland

Antwoorden (1)

Bij een ionenverbinding heeft het ene atoom een elektron gestolen van het andere atoom. Dat elektron is volledig in bezit van de dief. Beide atomen zijn daardoor ionen geworden (een ion is namelijk een atoom dat te veel of te weinig elektronen heeft). Het ene ion is positief, het andere is negatief; daardoor trekken ze elkaar aan.

Een voorbeeld is de verbinding tussen natriumatomen en chlooratomen in keukenzout. Het chlooratoom steelt een elektron van het natriumatoom. Daardoor is het chlooratoom negatief, en het natriumatoom positief. Het resultaat is dat ze elkaar aantrekken.

--

Bij een polaire verbinding delen twee atomen een elektron. Echter, het ene atoom trekt wat harder aan het elektron dan het andere atoom. Het elektron is dus een groter deel van de tijd bij het atoom dat het hardste trekt, en minder tijd bij het atoom dat minder hard trekt.

Een voorbeeld is de verbinding tussen het waterstofatoom en het zuurstofatoom in water. Het zuurstofatoom trekt harder aan het elektron dan het waterstofatoom, maar niet zo hard dat het het elektron helemaal wegsteelt. Daardoor is het zuurstofatoom een klein beetje negatief, en het waterstofatoom een klein beetje positief.

--

Bij een apolaire verbinding delen twee atomen een elektron. Ze trekken beide even hard aan dat elektron, zodat het elektron eerlijk gedeeld wordt: het is even vaak bij het ene atoom als bij het andere atoom.

Een voorbeeld is de verbinding tussen de twee zuurstofatomen in een zuurstofmolecule. Die delen zelfs twee elektronen met elkaar.

--

Je zou kunnen zeggen dat de polaire verbinding een tussenvorm is tussen de ionenverbinding en de apolaire verbinding.
(Lees meer...)
Cryofiel
13 jaar geleden

Weet jij het beter..?

Het is niet mogelijk om je eigen vraag te beantwoorden Je mag slechts 1 keer antwoord geven op een vraag Je hebt vandaag al antwoorden gegeven. Morgen mag je opnieuw maximaal antwoorden geven.

0 / 5000
Gekozen afbeelding