Hoe vliegt een hommel?

De hommel heeft een vleugeloppervlakte van 0,7 cm2 en weegt 1,2 gram. Volgens de wetten van de aërodynamica is het dus onmogelijk dat een hommel met deze verhoudingen zou kunnen vliegen. Inderdaad was het de wetenschappers tot voor kort een raadsel dat insecten überhaupt konden vliegen. Dr. Charles Ellington, wetenschapper aan de universiteit van Cambridge, heeft het raadsel opgelost. Vleugels van insecten zijn niet zo stijf als vleugels van vliegtuigen maar gaan op en neer. Daardoor ontstaat een opwaartse kracht op een hele andere manier als bij een vliegtuig. Bij vliegtuigen ontstaat bij de vleugels een wervelwind die naar achteren wegstroomt. Ook de vleugels van insecten veroorzaken een kleine luchtwervel. Omdat de insectenvleugel naar beneden beweegt (en wel aan de punt van de vleugel sneller als bij de romp) ontstaat aan de punt van de vleugel een onderdruk. Deze onderdruk trekt de luchtwervel over de vleugel, zodat deze over de gehele lengte van de vleugel gaat en niet zo als bij een stijve vleugel van een vliegtuig gelijk naar achteren wegtrekt. Deze luchtwervel verschaft de insectenvleugel gelijkertijd, iets waar niet aangedacht was, een opwaartse kracht. Dat is dus de truc dat hommels kunnen vliegen.