Hoe is het voortplanten van een dennenboom aangepast aan zijn habitat?

Dat is een wat apart gestelde vraag.

Sommige dennen zijn wat intolerant voor schaduw en moeten hoog groeien. De boomhoogte kan een bepaalde eigenschap zijn die nodig is om in een habitat te overleven. Maar tolerantie tegen droogte is ook zo'n eigenschap. De den heft dunne bladeren waardoor weinig water verdampt (minder oppervlak).

Het aanpassen van genen kan een toevallige mutatie zijn. Als die mutatie in de voortplantingcellen zit dan wordt die eigenschap overgeerfd.

Zaadjes met gunstige eigenschappen zullen sneller overleven dan zaadjes met ongunstige eigenschappen. Op deze manier worden de gunstige eigenschappen geselecteerd.

De grove den is een van de weinige bomen die goed kan overleven op heide en stuifzand. Daardoor heft het weinig concurentie van andere bomen in deze habitat.

De denneboom is aangepast aan zijn omgeving door het process van natuurlijke selectie.

Dennebomen zijn net als alle naaldbomen windbestuivers. Ze maken dus geen gebruik van insecten om stuifmeel over te dragen, maar laten het op goed geluk waaien. Als aanpassing aan de lage kans die dit geeft op bestuiving produceren dennen zeer veel stuifmeel. Dat is de enige aanpassing van de voortplanting van de (grove) den, maar dat heeft niets te maken met de aanpassingen aan zijn habitat waarvan Som er een aantal geeft.