Hoe beïnvloeden verschillende biotische factoren de groei van een plant en maakt het uit of de plant in een kas staat?

Biotische factoren kunnen van grote invloed zijn op de groei en ontwikkeling van een plant. Denk bijvoorbeeld aan het ecosysteem in de bodem waarop de plant groeit, bepaalde soorten bacteriën kunnen zorgen voor een gunstigere bodem (veel kunstmest bevat daarom ook bacteriën zoals lactobacillus sp.).

Biotische factoren kunnen ook een negatief effect hebben, zoals pesten en ziekten. Bladluis, nematoden (aaltjes) en tripsen zijn voorbeelden van pesten, of micro-organisme die plantenziekten veroorzaken (bacterievuur, meeldauw of plantenvirussen). Een recent voorbeeld hiervan is de vondst van Potato spindle tuber viroid (PSTVd of aardappelspindelknolviroïde) in aardappel veredelingsbedrijven.

Wat betreft kassen, dit kan ook twee kanten op werken. Kassen worden meestal gebruikt om een bepaalde temperatuur te bereiken en dit stimuleert de plant om te groeien. In het geval van een gezonde plant is dit natuurlijk gunstig, maar mocht een plant geïnfecteerd zijn, dan groeit de infectie ook sneller met als gevolg meer schade.

Soms kan het voorkomen (bijvoorbeeld bij aardappel planten) dat deze te snel groeien en vervormingen krijgen. Als de temperatuur hoger is dat gebruikelijk (buitentemperatuur op het aardappelveld tegenover een constante hoge temperatuur in een kas) kunnen cellen hen eigen groei niet bijbenen.