Hoe kan je de levensduur van cellen verklaren?

De levensduur van een cel hangt af van hoe intensief die werkt en in welke omstandigheden die zich bevindt.

Hier een paar voorbeelden:

Rode bloedcellen bevinden zich niet in een shadelijke omgeving, maar doordat ze geen celkern en geen mitochondriën bevatten is er geen genetische controle over de cel, waardoor schade niet gerepareerd wordt en de cel dus relatief snel dood gaat.
Een witte bloedcel maakt infectieuze organismen zoals bepaalde bacteriën onschadelijk. Hierbij gaan er echter nogal wat witte bloedcellen te gronde. De gemiddelde levensduur van witte bloedcellen is daarom nog korter.
Darmcellen moeten grote hoeveelheden nutriënten opnemen en 'doorgeven'. Doordat ze zoveel moeten doen raken ze eerder beschadigd en sterven ze dus ook eerder af. Bovendien bevinden de cellen zich in de buurt van allerlei eiwitafbrekende enzymen (cellen bestaan deels uit eiwitten) of zure omstandigheden (maag). Dit heeft ook een negatief effect op de levensduur. In de dunne darm bevinden zich meer van deze enzymen dan in de dikke darm. De dikke darm heeft voornamelijk als functie om water en zouten op te nemen.
De meeste botcellen liggen vrij afgezonderd van alles wat schadelijk voor ze zou kunnen zijn en hebben daardoor dus ook een grotere levensduur.

In de link kun je van nog een aantal weefsels lezen welke levensduur ze hebben en waarom.