Hoe verliep de kloning van schaap Dolly?

Het klonen van Dolly, wat heb je nodig: Allereerst een mannetjes- of vrouwtjesdier waar je een kloon van wilt maken. En dan nog drie vrouwtjesdieren. We noemen ze schaap 1, 2, 3 en 4. De kloon gaat lijken op schaap 1 (dat kan een mannetjes of vrouwtjesdier zijn, voor Dolly was dat een vrouwtjesschaap: een zes jaar oude Finn Dorset ooi.

De onderzoeker die een kloon maakt neemt één lichaamscel van schaap 1. Aan lichaamscellen is geen gebrek, want ieder schaap en ieder mens bestaat uit wel honderduizend miljoen lichaamscellen. Uit de buik van schaap 2 haalden de kloon-artsen een onbevruchte eicel. Een eicel rijpt normaal in een vrouwtjesbuik om te kunnen worden bevrucht met een spermacel van een mannetjesdier. Daar kan dan een jong uit groeien. Maar voor een kloon is geen sperma nodig. De kloon-artsen halen uit de eicel de kern met de genen van schaap 2. Die genen worden weggegooid. Daarna wordt de lichaamscel met alle erfelijke eigenschappen van schaap 1 in de eicel gestopt.

De eicel wil nu gaan delen tot er een jong dier uit is gegroeid. Normaal gesproken gebeurt dat in de buik van één moeder. Eerst groeit de eicel een paar dagen in de eileiders, daarna een paar maanden in de baarmoeder.

Voor een kloon heb je daar schaap 3 en 4 voor nodig. Eerst groeit het eitje in de eileider van schaap 3. Daar deelt het eitje zich tot het een paar cellen groot is. Daarna plaatsen de kloon-artsen het embryo in de baarmoeder van schaap 4. Dat dier wordt zwanger. Schaap 4 heet de draagmoeder. Ze zal zich als de moeder van de kloon gedragen. De kloon zal ook melk drinken bij schaap 4, maar de kloon heeft de erfelijke eigenschappen van schaap 1, de zes jaar oude Finn Dorset ooi.