Hoe verhoudt zich de isotropie met de versnellende uitdijng van het heelal?
Bij het kosmologisch principe wordt gesteld dat het heelal isotroop is. Isotroop betekent dat het heelal er voor een waarnemer in elke richting hetzelfde uitziet. Dat blijkt dan voornamelijk uit de kosmische achtergrondstraling.
Maar de uitdijing van het heelal blijkt ten eerste veel sneller te gaan. Is dat dan juist niet een teken van anisotropie? Immers de sterrenstelsel liggen dan toch steeds verder uit elkaar. Bovendien is het toch vreemd dat de achtergrondstraling isotroop is maar de sterrenstelsels door de snellere uitdijing dan niet, hoe kan dat?
Bovendien, geldt de isotropie alleen voor het waarneembare heelal of wordt veronderstelt dat het gehele heelal isotroop is?