Waarom bestaat een jaar uit seizoenen ?

Seizoen
Een seizoen of jaargetijde is een jaarlijks terugkerende periode van 3 maanden. Het tropisch jaar van de aarde is ingedeeld in 4 jaargetijden: lente, zomer, herfst en winter. Overigens vallen deze jaargetijden vooral in de gematigde tot hogere breedten samen met duidelijk te onderscheiden klimatologische periodes. In de tropen is het altijd zomer, of blijken de seizoenen op een heel andere wijze. In het oude Egypte onderscheidde men bijvoorbeeld maar drie seizoenen, en in Indonesië kent men de droge en natte moesson.
De seizoenen ontstaan door de hellingshoek van de aardas ten opzichte van de as van haar baan rond de zon.

In de astronomie begint een jaargetijde op het moment dat de zon op de keerkring of evenaar komt. Dat gebeurt op een nauwkeurig gedefinieerd tijdstip, bijvoorbeeld op 21 juni om 13 uur 43. Het tijdstip verschilt van jaar tot jaar. In schrikkeljaren valt het begin van een seizoen veelal een dag eerder.

Bron wikipedia

Het jaar bestaat niet uit seizoenen.
Seizoenen zijn door mensen bedacht om enige ordening in het jaar aan te brengen.
Hetzelfde geldt voor weken, die ook geen natuurlijke grondslag hebben.
Maanden eigenlijk ook niet zo sterk, maar refereren nog een beetje aan de maanstanden.

Seizoenen verdelen het jaar in vieren en zijn vooral gerelateerd aan de stand van de aardas ten opzichte van de as van de baan rond dezon.net bijgevoegde foto waarbij de stand bij ieder seizoensbegin getoond wordt illustreert dit mooi.

Seizoenen delen het jaar op in klimatologische periodes waarbij dit meer merkbaar is hoe verder je van de evenaar bent. Op de evenaar is het eigenlijk alleen maar warm. In Europa kennen we een duidelijk onderscheidt tussen lente, zomer, herfst en winter. En boven de poolcirkel is het eigenlijk altijd winter.

Op sommige plaatsen op aarde worden seizoenen ook anders ervaren, zo kent men in in India de moesson en in Afrika de regentijd. Hier zijn dus minder seizoenen dan bij ons.

Of een jaar uit seizoenen bestaat, hangt af van de plaats waar je woont.
Laten we bij onszelf beginnen.

Het komt allemaal doordat de aarde een beetje scheef staat. Zoals je weet, draait de aarde om de zon en ook nog (als een soort tolletje) om haar as. Stel je de baan van de aarde om de zon maar even voor als een ronde, platte vloer waarop dat tolletje staat. Dat tolletje staat dus een béétje scheef.

Dus als de aarde aan de ene kant van haar baan staat, is de noordpool wat meer naar de zon gericht, en een half jaar later is de zuidpool wat meer naar de zon gericht. Dat heeft het duidelijkste effect op de polen: als je midden op de noordpool gaat staan, zie je in de zomer de zon niet ondergaan. Op de zuidpool is het dan de hele tijd nacht. En een half jaar later is het precies andersom.
(Ik zal hier zometeen nog even een plaatje bij zoeken.)

Hoe dichter je naar de evenaar komt, hoe minder het effect wordt. Wij merken wel heel goed dat de nachten in de winter langer zijn dan in de zomer, maar de zon komt wel op. En in de zomer gaat de zon bij ons ook onder.

Op de evenaar merk je er niets meer van dat de aarde scheef staat. Daar heb je elke dag even veel daglicht.

Omdat wij bijna al onze energie van de zon krijgen, heeft de hoeveelheid daglicht erg veel invloed op ons leven. Planten hebben zonlicht nodig, dus wij moeten daar rekening mee houden als we onze akkers bewerken. Vruchten zijn meestal aan het eind van de zomer of in het begin van de herfst rijp, dus dan moeten we ze plukken. Koeien en schapen krijgen in het voorjaar jongen, omdat er dan veel gras is en het niet te koud is.

Voor al die bezigheden hebben de mensen in de loop van de tijd vier duidelijke perioden onderscheiden (het hadden er ook best zes kunnen zijn of zo): de lente, de zomer, de herfst en de winter. Vanwege de natuur van vergeleken met geboorte, het vruchtbare leven, ouderdom en dood.

Op de evenaar (en vlak in de buurt) heb je dus geen seizoenen. Bomen kunnen het hele jaar door bloeien en vruchten dragen, want het is altijd warm genoeg. Er zijn vaak wel regentijden en droge perioden. Dat heeft weer te maken met luchtstromen.

Ik denk dat dit door de agrarische sector in het leven geroepen is.
Kalenders zijn er betrekkelijk kort. Vroeger (en nog steeds) kon je aan de bomen zien, welke tijd van het jaar het ongeveer was. Waar er 4 kenmerken uitspringen. het groeien van blaadjes , het uitgegroeid zijn van blaadjes, het uitvallen van blaadjes, en het niet groeien van blaadjes. Deze 4 tijdvlakken die in een jaar ook nog eens in nagenoeg het zelfde aantal dagen gedeeld kunnen worden, zijn een makkelijk ijkpunt voor bijvoorbeeld zaaien en oogst.