Hét vraag- en antwoordplatform van Nederland

Spelling met d of met t?

Ik schaam mijzelf wel een beetje, zit op het mbo ben 19 jaar en ik ( niet alleen ik meerendeel van me klas ) weet niet wanneer je iets met een d of met een t schrijft!

Bv. Gebruik(d/t) dat is dan met een t maar bij elk woordje twijfel ik.

Zijn er simpele basisregels hoe je dit makkelijker kan invullen? Schaam me namelijk ook als ik moet solliciteren bv..

Verwijderde gebruiker
14 jaar geleden
Geef jouw antwoord
0 / 2500
Geef Antwoord

Het beste antwoord

D of T?

Dé oplossing voor je spellingproblemen

Werkwoorden met een D

Een D gaat altijd mee.

Als er in een werkwoord een D zit blijft hij altijd.

Voorbeelden:
worden
vinden
houden

De D blijft altijd:
ik word, jij wordt, word jij, zij wordt.
ik vind, jij vindt, vind jij, zij vindt.
ik houd, jij houdt, houd jij, zij houdt.

Altijd blijft die D.
Soms komt er een T achter. Je kunt het niet horen.
Daar is een trucje voor: gebruik het woord LOPEN

Kijk maar naar het verschil:
jij wordt jij loopt
word jij loop jij

Als je loop zegt hoor je geen T, dus schrijf je hem ook niet achter de D

Branden = D woord: De D blijft altijd.

Het huis brandt af.
Het huis loopt af. Dus ook een T achter de D.
Verwijderde gebruiker
14 jaar geleden

Andere antwoorden (10)

Dat zijn de regels van t kofschip ofwel t fokschaap ofwel coffeeshop.
Google daar maar eens op.
en kijk op startpagina, naar de site nederlandse taal
daar staan oefeningen
14 jaar geleden
verleng het woord

bevind wordt bevinden dus een D
bewerkt wordt bewerkte dus een T
Verwijderde gebruiker
14 jaar geleden
Het is niet moelijk als je het een keer snapt.

Je kunt een stappenplan afwerken:
1. is het tegenwoordige tijd? Dan gebruik je de stam + t
2. is het verleden tijd (ook voltooid deelwoord)? Dan gebruik je voor zwakke werkwoorden 't kofschip. Komt de laatste letter van de stam van het werkwoord (het hele werkwoord - en, bijv: lezen -< stam is lez, dus de z). komt deze laatste letter voor in 't kofschip dan gebruik je de t (ezelsbruggetje: dat is de eerste letter van 't kofschip). Komt de letter niet voor dan gebruik je de d.

Als je wilt oefenen kun je bijv. op http://www.beterspellen.nl/website/index.php?pag=126 terecht.
Maar er zijn heel veel van dit soort sites.
Verwijderde gebruiker
14 jaar geleden
een hele simpele.. maak het woord eens langer, gebruik(t/d)e en spreek het uit... gebruikde of gebruikte...
dan weet je voldoende,
verder heb je nog de ezelsbruggetjes... 't kofschip/ 't fokschaap... waarbij ieder werkwoord dat eindigt op een medeklinker die in dit ezelsbruggetje staat een t op het einde heeft. staat de laatste letter van het werkwoord niet in de ezelsbrug dan komt er een d.
Verwijderde gebruiker
14 jaar geleden
Bij een voltooid deelwoord of werkwoorden in onvoltooid verleden tijd kun je gebruikmaken van het 'kofschip' of het 'fokschaap'.
Eindigt het woord op één van de medeklinkers uit het woord kofschip of fokschaap, dan komt er een T achter.
Voorbeeld:
Is het 'gemaakt' of 'gemaakd'?
Zonder d of t is eindigt het woord op een k, deze zit in het kofschip. Dat betekent dat het op een t eindigt.

Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/'t_Kofschip
Verwijderde gebruiker
14 jaar geleden
Daar hadden wij vroeger een ezelsbruggetje voor, namelijk t Kofschip of t fokschaap.
Verwijderde gebruiker
14 jaar geleden
zit er in het werkwoord geen "d"op het eind van de stam, zoals wandelen, dus "wandel" dan komt er in de tegenwoordige tijd alleen een "t" achter de stam (stam = ww min "en").
Bij het voltooid deelwoord neem je de verleden tijd van het werkwoord, is: wandelDe - daar staat de "d" die je gebruikt bij het voltooid deelwoord, dus gewandelD.

Bij gebruiken is de stam: gebruik, en komt er dus alleen een "t" in de tegenwoordige tijd. Verleden tijd is gebruikTe, dus voltooid deelwoord is: gebruikT
Verwijderde gebruiker
14 jaar geleden
Kofschip of fokschaap ezelsbrug;

1) Kijk eerst naar het hele werkwoord.( bijv. wuiven)
2)Kijk welke letter voor de uitgang(en) zit. In dit voorbeeld is het de-v (wuiv-en).
3) Kijk of die letter in het kofschip (fokschaap) zit.

Is het antwoord -ja-? Schrijf dan stam+ te(n) De -n- zet je neer bij meervoud.
Is het antwoord -nee-? Schrijf dan stam+de(n)

De letter -v- komt in het kofschip niet voor dit betekent dus dat we stam+d schrijven
De stam van wuiven is wuif en daar voegen we dan -de aan toe. Het antwoord is dus; Hij wuifde ons gedag.Hij heeft gewuifd.

Bij het werkwoord surfen is het dus; Stam is surf en de -f- zit in fokschip dus wordt het surfte. Hij heeft gesurft.
Verwijderde gebruiker
14 jaar geleden
Je maakt het woord langer en luistert dan goed hoe het klinkt.

Bijvoorbeeld: gedachd/t -> langer maken -> gedachte.
Je hoort een T, dus is gedacht ook met een t aan het eind.

Of bijvoorbeeld: bedoeld/t -> langer maken -> bedoelde.
Je hoort een D, dus is bedoeld ook met een d aan het eind

Met deze regel red je het! Bij de engelse woorden, bijv de computertermen zoals geupload enzo, blijft het wel lastig.
Verwijderde gebruiker
14 jaar geleden
Het is echt niet eenvoudig. Anders zouden niet zo ontzettend veel mensen (hier op GV, ook hbo+ hoor!) er moeite mee hebben. Zoals je het op school leert, werkt het kennelijk niet.
Je moet doorhebben of het woord persoonsvorm is of niet. Anders kan je bij alle woorden op een T-klank twijfelen. Dus dat moet eerst. Ik doe het zo.


Is het woord-dat-eindigt-op-T wel een dt-probleem?

A. Stel de vraag: Wie (of wat) + woord?

B. Geen antwoord mogelijk, of het klinkt raar of past niet in de betekenis van de zin, dan is het geen persoonsvorm. Verleng het woord en je hoort vanzelf een D of T klank. Dan alleen een d óf een t (z.e.m. zo eenvoudig mogelijk)
(gaat niet op bij 'tegemoet' of 'trend').

C. Antwoord past (= onderwerp + persoonsvorm) dan kán het een dt-probleem zijn.

Het dt probleem is alléén bij woorden als braden, binden, verbieden en worden: werkwoorden die eindigen op -den.

CHECK bij C: Hoor je in het hele werkwoord '-den' maar in de zin eindigt het woord op een T, dan krijg je eerst een d (namelijk de stam eindigt op d).
Dan vergelijk je dit woord met het werkwoord 'werken'. Hoor je werkT dan krijgt je de dt (namelijk stam + t).

Dus nooit dt bij: ik word, word ik en word jij?
want: ik werk, werk ik, werk jij?

Of anders: 'wordt' is altijd met dt behalve met 'ik' er voor of 'ik/jij' er achter.

Zonder oefenen gaat het niet werken. Neem een tekst uit een tijdschrift ofzo. Streep alle woorden aan die eindigen op een T-klank. Stel de A-vraag. Je zult merken dat het meestal om B (z.e.m.) gaat. Wanneer het C is, zie je dat vanzelf (staat namelijk gedrukt).
Succes.
Verwijderde gebruiker
14 jaar geleden
Deel jouw antwoord
0 / 2500
Geef Antwoord

Bekijk alle vragen in deze categorieën:

logo van Kompas Publishing

GoeieVraag.nl is onderdeel van Kompas Publishing