Waarom mist het nooit in woestijngebieden?

Mist kan alleen ontstaan in lucht die zo vochtig is dat er maximaal veel (onzichtbare) waterdamp (dat is een gas) in de lucht zit en deze lucht vervolgens nog iets verder afgekoeld wordt.

Afkoeling is er in de woestijn meer dan voldoende onder de meestal heldere nachthemel (woestijnnachten kunnen opvallend koud zijn), máár: het ontbreekt in de woestijnlucht ten enenmale aan voldoende vocht in de lucht. De lucht is ‘kurkdroog’. Er zijn meestal ook geen wolken hoog in de koudere luchtlagen boven een woestijn (dan zou het ook weleens regenen en dan zou het geen woestijn geworden zijn), en in de lagere luchtlagen dicht boven het aardoppervlak zal het zelden of nooit voldoende vochtig zijn om bij (nachtelijke) afkoeling 100% relatieve vochtigheid te bereiken. En dus ontstaat er daar dan ook geen mist.

De uitzondering die de regel bevestigt is een woestijn dicht bij de kust. Dáár kan wel reeds vrij vochtige lucht landinwaarts stromen en dan bij afkoeling mist vormen.
Er kan zelfs lucht de woestijn in waaien waar al mist in aanwezig is.
Maar in woestijnen ver weg van grote wateroppervlakken maak je dit niet mee.