In hoeverre en hoe hebben luchtdrukverschillen of weersomstandigheden invloed op een echo?

Echo is het terugkaatsen van geluid in de richting van de geluidsbron, of het weerkaatsen tegen een berghelling of zo waardoor het gebundeld in een nieuwe richting verder gaat.

De vraag blijkt echter meer te mikken op de invloed op hoe ver geluiden hoorbaar kunnen zijn.

Bij een inversie is de lucht op enige hoogte warmer dan daaronder. Daardoor buigt geluid naar beneden en is het veel verder hoorbaar dan normaal (het “draagt veel verder”), waardoor zones van abnormale hoorbaarheid voor kunnen komen.
Het valt met name op als er ook nog sprake is van mist: je ziet dan helemaal niet ver, maar je hoort juist wél abnormaal ver.
Bij mist is er namelijk vaak sprake van een inversie en het vocht in de lage atmosfeer wordt dan bovendien ineens zichtbaar. Maar het is de weerkaatsing tegen (cq afbuiging in) de warmere lucht erboven, die de abnormale “dracht” van het geluid veroorzaakt. De temperatuur op zich en de vochtigheidsgraad hebben geen invloed op hoe ver geluid hoorbaar is.

De windrichting heeft wél invloed.
Bij meewind is het geluid op grote afstand veel beter hoorbaar dan bij tegenwind. Ook hier gaan de geluidsgolven op hoogte iets sneller dan die daaronder. Daardoor blijft het geluid meer geconcentreerd dicht bij het aardoppervlak. Tegen de wind in buigt het geluid van het aardoppervlak weg. Je kunt dit effect goed merken als je in de buurt van een autosnelweg woont.
Het ligt niet aan de windsnelheid op zich; die zou op geluid dat zichzelf met pakweg 1200 km/h voortplant ook weinig invloed hebben.

Als er een inversie is, ligt de lucht eronder meestal stil op de grond, terwijl de wind erboven dag en nacht met ongeveer dezelfde snelheid door blijft waaien. Het bekende verschijnsel dat ’s avonds de wind gaat liggen en dan in de loop van de ochtend weer terugkomt, heeft te maken met de sterke afkoeling van de lucht aan het koud wordende aardoppervlak wanneer de zon ondergaat en de hemel onbewolkt is. De zware "plaklaag" op de grond raakt ontkoppeld van de dag en nacht doorgaande luchtbeweging op grotere hoogte. Hogedrukgebieden en lagedrukgebieden blijven de wind aandrijven, alleen de onderste luchtlagen doen ’s nachts even niet meer mee doordat ze zwaarder worden door afkoeling en niet meer mengen met de bewegende bovenlucht.