Wie heeft of hebben, de Nederlandse grondwet bedacht en bepaalt wat er in moet staan?

Meer dan tweehonderd jaar geleden was de koning of de keizer de baas in een land. Hij werd geholpen door een paar rijke mannen. In Frankrijk kwamen de gewone mensen in opstand. Ze wilden niet langer alles doen wat de rijken wilden. Dit was de Franse revolutie. Het volk wilde dat iedereen vrij en gelijk was. Er kwam een belangrijke wet, de grondwet. Hierin stond wat de rechten van de burgers waren. In Nederland kwam ook een grondwet. Maar volgens deze grondwet was de koning nog steeds de baas.

De Nederlandse burgers vonden dat de koning te veel macht had. Ze wilden meedoen met het bestuur van het land. De koning was bang dat hij weggejaagd zou worden als hij niet deed wat de burgers zeiden. Daarom liet hij Johan Thorbecke een nieuwe grondwet maken. Hierin stond dat burgers de leden van het bestuur van het land mogen kiezen. De koning mocht geen wetten meer maken. Hij nam ook geen beslissingen meer. In de grondwet staat verder dat iedereen mag zeggen wat hij wil en dat je zelf je godsdienst mag kiezen.

De grondwet bepaalt hoe alle andere wetten moeten worden gemaakt en wat rechters moeten doen. En – heel belangrijk – in de grondwet staat hoeveel macht het Nederlandse volk heeft. Hoe we die macht kunnen gebruiken en wanneer. Verkiezingen zijn daar een goed voorbeeld van. Dan kan elke Nederlander mee bepalen wie er in de nieuwe regering komt.

Iedereen heeft recht op een eigen leven
De grondwet begint met de rechten die burgers in de Nederlandse staat hebben. Dat zijn de grondrechten. Er staat in dat burgers het recht hebben hun eigen leven te leiden zonder dat de staat zich met hun mening, hun geloof of de keuzes die ze maken bemoeit.

Voor meer onderdelen van de grondwet: