Waar komt de benaming "kaaskop" vandaan?

Het woord heeft van oorsprong te maken met de vaten waarin de kaas vroeger gemaakt werd. Dat waren heel vroeger vaten die werden gedraaid uit wilgenhout.

Dat draaien was een apart vak en werd gedaan door zogenaamde koppendraaiers. De koppendraaier had een met zijn voet aan te drijven draaischijf, waarop hij uit een dik stuk wilgenhout in één keer een kaasvat draaide. De maat van de stam was bepalend voor de omvang.
Op elke boerderij waren vaten van verschillende grootte te vinden. Ze werden echter niet alleen gebruikt voor het maken van kaas. Ze konden namelijk ook goed dienst doen als helm. Dat gebeurde dan ook als de boeren in opstand kwamen of in het geweer moesten komen om hun have en goed te verdedigen bij onlusten of overvallen door stropende en muitende soldaten.

Er was voor elk hoofd wel een passende wilgenhouten helm beschikbaar. Men stopte er een doek in om het dragen van zo’n harde kaaskop wat te veraangenamen en men bevestigde er een leren bandje aan voor onder de kin. Soms werden de kaaskoppen nog extra beveiligd met behulp van ijzeren banden.

Zo’n boerenleger moet er opvallend hebben uitgezien. Op de kop de kaaskop, met wapens als seizen en hooivorken, aan de voeten stevige klompen met daarop genageld leren schachten tot aan de knieën. Zo hield men zijn voeten droog in nat gebied.