Hoe moet je aantallen opschrijven (in officiële teksten)?

Ik doe het vaak wel en zeer zeker als het een zakelijk schrijven betreft...

Voor zover ik weet is het niet verplicht, maar staat het gramticaal netjes...

Ik heb ooit geleerd dat je in ieder geval tot en met tien de telwoorden uitschrijft. Vanaf 13 schrijf je het in cijfers.

Zelf schrijf ik elf en twaalf ook in woorden, omdat het nog vrij korte woorden zijn. Op school heb ik geleerd dat dat mag, maar dat 11 en 12 ook mag.

Overigens mag je ook 5 schrijven, of dertig, maar dat is minder gebruikelijk.

Er zijn inderdaad regels voor. Alles onder de 21 schrijf je helemaal uit, net als tientallen, honderdtallen, duizendtallen etc. Dus twintig, 23, driehonderdduizend, etc.
Uitzondering hierop is als er in dezelfde zin ook getallen staan die je wel als getal moet schrijven, want het is erg lelijk als je in een zin 45 en tien hebt staan. Dan schrijf je alles in getallen, dus 45 en 10.
Verder schrijf je alle maten, gewichten, data en breuken ook in getallen. En verwijzingen naar bv voetnoten.

Toegevoegd op 10-05-2009 10:18:11
nog even mijn bron: de Schrijfwijzer uit 2002

Daar zijn geen vaststaande regels voor. De meeste adviesboeken houden aan dat getallen tot twintig voluit worden geschreven, evenals de tientallen tot honderd, de honderdtallen tot duizend, enz. We schrijven dus achtste, tien, zeventien, 22, veertig, 103, tweehonderd, 250, drieduizend. Ook de getallen duizend, miljoen en miljard schrijven we voluit; deze kunnen eventueel gecombineerd worden met cijfers: 22 duizend, 123 miljoen, tien miljoen, 16 miljard (of 22.000, 123.000.000, 16.000.000.000, etc.).

Er zijn twee uitzonderingen: zie bron.

Voor getallen tot twintig gebruik je letters.
Cijfers gebruik je bij getallen boven de twintig.

Voor tientallen en getallen als honderd miljoen etc, gebruik je echter letters.

Als je bedragen, gewichten, data etc. moet aanduiden gebruik je cijfers:
€5.50, 5 kilo, 12 december 2003.

Rang- en hoofdtelwoorden
Schrijf waar mogelijk rang- en hoofdtelwoorden tot en met twintig voluit: eerste (een), twee(de), twintig(ste).