Is het in deze zin jou of jouw?

Jou.

Maak er maar ik/mij/mijn van.
Muizen kruipen via alle kieren en gaten de huizen in, ook die van mij! (niet mijn)

Het gaat erom dat "jouw" een bezittelijk voornaamwoord is. Jouw huis. En een huis is onzijdig, het huis. Dat huis is van jou; het is jouw huis.
Je zou jouw kunnen gebruiken als je het formuleert als bijvoorbeeld: "Muizen kruipen via alle kieren en gaten de huizen in. Ook jouw huis!"
Taalkundig correct is het tevens om te schrijven: Muizen kruipen via alle kieren en gaten de huizen in, ook dat van jou!

In van jou komt er geen ' w ' achter jou. De bezitsrelatie wordt hier uitgedrukt door het voorzetsel 'van'. Zo is het bijv. " Het is jouw schuld dat ik te laat kom" en "Het is de schuld VAN jou dat ik te laat kom".
Pas echter op want zo schrijf je bijv. ook ; "Dat ik te laat kom is de schuld van jouw zus". Het is de schuld VAN 'jouw zus' omdat die zus als een bezit VAN jou gezien wordt.
De muizen kruipen dus de huizen in en ook in die VAN jou.

In het voorbeeld is "van jou" juist.
"Jouw" is een bezittelijk voornaamwoord en drukt bezit uit.
"Jou" is een persoonlijk voornaamwoord en drukt geen bezit uit. Maar door er het voorzetsel "van" voor te zetten geef je toch een bezit aan.
"Jouw" is dan ook gelijk aan "van jou".

Als je twijfelt of het "jouw" moet zijn of "jou", probeer het dan te vervangen door het bezittelijk voornaamwoord "zijn" of door het persoonlijk voornaamwoord "hem". Als je dan "zijn" zegt, dan weet je dat het "jouw" moet zijn, en bij "hem" moet het "jou" zijn.

Op de site van Onze taal (zie de link) staat het verschil tussen "jouw" en "jou" verder uitgelegd met voorbeelden.