hoe zit het met verwijswoorden als je naar twee woorden verwijst?
Normaal is een 'de-woord' die, en een 'het-woord' dat.
Bijvoorbeeld: de hond die blaft, het huis dat groot is.
Maar hoe zit het in deze zin:
De lepel en het bord, die/dat jij op tafel hebt gezet.
Heb je meer informatie nodig om de vraag te beantwoorden? Reageer dan hier.