Waarom wordt met de term 'bijziendheid' juist datgene benoemd dat wel nog goed gaat?
Ik moet bij de termen 'bijziendheid' en 'verziendheid' altijd even nadenken over wat nu precies het probleem is. Is het niet logischer om het defect c.q. de afwijking van wat normaal is te benoemen, zoals bijvoorbeeld met het woord 'kleurenblind' wel wordt gedaan? Termen als afstandszichtvermindering en nabijheidszichtvermindering zouden mijns inziens veel duidelijker zijn.
Heb je meer informatie nodig om de vraag te beantwoorden? Reageer dan hier.