Is er een verband tussen de woorden 'voorspel' en 'voorspelbaarheid'?

Nee.
Het eerste woord heeft te maken met spelen, het tweede woord met voorspellen.
Dat zijn dus twee totaal verschillende begrippen.

Voorspel is een samenvoeging van voor en spel, een zelfstandig naamwoord dat is afgeleid van het werkwoord 'spelen'. Voorspel is dus het 'spel' dat ergens aan vooraf gaat, waarbij spel zowel op bijvoorbeeld muziek als een sociale of seksuele activiteit kan duiden - al gebruiken we vooral de eerste en de laatste betekenis.

Voorspelbaarheid is een afgeleide van het werkwoord 'voorspellen' . Ook dat is dus een samenvoeging, maar dan van voor en spellen, waarbij spellen duidelijk wijst naar de taal, het vertellen van iets. In dit gevsal "het vantevoren kunnen vertellen wat er gaat gebeuren.
Het zelfstandig naamwoord hier van afgeleid luidt 'voorspelling'.

Ondanks de overeenkomst in schrijfwijze in 'ik voorspel je dat het voorspel weer niet zo lang zal duren' , hebben beide woorden dus een totaal verschillende oorsprong en betekenis, en zelfs een verschillende uitspraak.
(Ik voorSPEL je dat het VOORspel etc...).