Hoe komt het dat de vervoeging van een werkwoord in de tweede persoon enkelvoud wordt gebruikt, terwijl het gaat over een derde persoon enkelvoud?
Steeds vaker zie ik zinnen als "Waarom wilt hij ... ?" en "Nu wilt zij graag ...". De logica daarvan begrijp ik niet. Is daar een uitleg voor te geven?
Bij de meeste werkwoorden krijgt de vorm van de tegenwoordige tijd voor de derde persoon enkelvoud de uitgang -t. De onregelmatige werkwoorden kunnen, zullen, mogen en willen zijn uitzonderingsgevallen, evenals het werkwoord zijn (hij is). De vorm voor de derde persoon enkelvoud is bij kunnen, zullen, mogen en willen gelijk aan die voor de eerste persoon: hij kan, hij zal, hij mag, hij wil.
In die delen van het taalgebied waar de uitgang -t vaak komt te vervallen (hij heef, hij blijf enzovoort), is wel eens sprake van verwarring en wordt de -t soms hypercorrect toegevoegd: hij wilt.
Heb je meer informatie nodig om de vraag te beantwoorden? Reageer dan hier.