Wat is het verschil tussen een bijvoeglijke, een bijwoordelijke en een predicatieve bepaling?

Ja het is ook best ingewikkeld, ik ga een poging doen:

Een BIJVOEGLIJKE bepaling zegt iets over een ZELFSTANDIG NAAMWOORD. Een bijvoeglijke bepaling vind je door te vragen: welk/wat voor + het zelfstandige naamwoord?

Voorbeeld: De oude lelijke man woont naast ons.
- Vraag: wat voor man? Bijvoeglijke bepaling: OUDE & LELIJKE .

Voorbeeld 2: De man heeft een nieuwe fiets.
- Vraag: wat voor fiets? de NIEUWE fiets.

* Let op: een BIJVOEGLIJKE bepaling is ALTIJD ONDERDEEL van een ander zinsdeel! (in voorbeeld 1: deel van het onderwerp, voorbeeld 2 deel v/h lijdend voorwerp.)

Een BIJWOORDELIJKE bepaling: geeft ook 'extra informatie' aan de zin: maar NIET aan een zelfstandig naamwoord.
Zo ongeveer is dit alles wat 'overblijft' in een zin, wanneer je deze redekundig ontleedt. Een bijwoordelijke bepaling is WEL een zelfstandig zinsdeel.

Voorbeeld: Ik heb hard gewerkt.
- Vraag: hoe/wat/waarom/waarmee/hoelang heb gewerkt? Bijwoordelijke bepaling: HARD.

Voorbeeld 2: Vanwege het slechte weer ging het uitje niet door.
- Vraag: waarom ging het uitje niet door? VANWEGE HET SLECHTE WEER.

* Voor verdere info/voorbeelden wil ik je toch verwijzen naar de site van digischool, onder bij de bronvermelding.*


Een PREDICATIEVE bepaling: is in zekere zin ZOWEL een bijvoeglijke als een bijwoordelijke bepaling: het 'zegt iets' over zowel werkwoord als naamwoord. Deze bepaling wordt niet voor niets de 'dubbel verbonden bepaling' genoemd.

Voorbeeld: Hij kookt het eten gaar.
Predicatieve Bepaling: GAAR>
- Bijvoegelijk gezien: wat voor eten? het GARE eten.
- Bijwoordelijk gezien: hoe kookt hij? GAAR.


Voorbeeld 2: De taart smaakt geweldig.
Bijvoeglijk gezien: wat voor taart? de GEWELDIGE taart
Bijwoordelijk: hoe smaakt de taart? GEWELDIG.


Voorbeeld 3: De vrouw ligt krom in bed.
Bijvoeglijk: welke vrouw? De KROMME vrouw.
Bijwoordelijk: hoe ligt de vrouw? De vrouw ligt KROM.


Het is dus een predicatieve bepaling, wanneer de bepaling bij een zelfstandig naamwoord EN een gezegde horen kan.


Veel oefeningen hiermee maken helpt, dan ga je het na een tijdje aanvoelen.