Hoe weet je of het 'het' of 'de' is?

Dat moet je gewoon uit je hoofd leren.

Zie link wanneer de of het gebruikt moet worden

Dat is meestal gebaseerd op het woordgeslacht van het zelfstandig naamwoord. Wat je meestal kunt gokken, maar echt zeker weten doe je nooit zonder woordenboek

Dat weet je niet. Het geslacht van een woord is min of meer arbitrair.

De manier waarop taal gebruikt wordt, wordt bepaald door de manier waarop taal gebruikt wordt.

'Gevoel voor taal' is voor een belangrijk deel ook een kwestie van ervaring. Als je de afspraken niet kent is het moeilijk gokken.

Zeker weten doe je het (zelfs met een woordenboek) niet.

En dan bedoel ik de/het woordenboek.

Je weet het meestal automatisch hè?
Daar heb je geen woordenboek bij nodig.
Bijvoorbeeld het is:
DE televisie staat in de woonkamer of HET televisietoestel staat in de woonkamer.
Ik weet zeker zonder te controleren dat het klopt.
Zeg het hardop en draai het om:
DE televisietoestel en HET televisie en je hoort dat het zo niet klopt.
Het is gevoelsmatig en je weet het gwn als Nederlander, want het valt mij op dat veel buitenlanders hier vaak fouten mee maken.
En dat is natuurlijk niet zo vreemd,voor hun is dit niet gevoelsmatig en daarbij schijnt het dat Nederlands grammaticaal gezien vaak nogal onlogisch in elkaar zit.

De regels die daar over bestaat leren? Verder heb je niet echt regels en zou je het dus uit je hoofd moeten doen. Maar meestal kan je wel zelf inschatten welke van de twee het moet worden door het woord met het lidwoord samen hardop te zeggen. En welke het fijnst aanhoort, moet je gebruiken.

Er zijn zeker wel regels voor, maar lastig is het wel voor buitenlanders. Op de volgende site staan zeker goede tips:

Alle -de- woorden zijn of mannelijk, vrouwelijk of meervoud.
Alle - het- woorden zijn onzijdig.

Ga ervan uit dat de meeste woorden dus -de- woorden zijn.

Onzijdig zijn;
verkleinwoorden (het tientje, het kindje)
namen van landen en steden ( het Engeland, het Nederland)
werkwoordstammen met; be-, ge-en ont-, ervoor.( het beraad, het ontzag, het gebied)

Zelfstandige naamwoorden die in het enkelvoud vervangen kunnen worden door hij of hem, zijn mannelijk.
Zelfstandige naamwoorden die door ze, zij of haar vervangen kunnen worden zijn vrouwelijk.
Zelfstandige naamwoorden warvoor het lidwoord -het- geplaatst kan worden zijn onzijdig.