Waarom komt er achter het werkwoord 'mogen' in de 2e en 3e persoon enkelvoud geen 't'achter?
Voor zover ik weet, komt er bij ieder ander werkwoord in de tegenwoordige tijd in de 2e en 3e persoon enkelvoud, een 't' achter. Dus: hij/zij/het/jij fietst/loopt/zwemt/kunt/slaapt, etc.