Waarom hadden steden vroeger een raadspensionaris en welke huidige functie is daar mee te vergelijken?
Naast de statelijke raadspensionaris die tot 1617 landsadvocaat werd genoemd, hadden ook steden hun eigen pensionaris (zoals bijv. Hugo de Groot van Rotterdam).
Op staatsnivo was een Raadpensionaris de titel van de eerste ambtenaar en rechtskundig adviseur van de staten van zowel het gewest Holland als het gewest Zeeland.
Hij leidde de deputatie van de staten van Holland naar de Staten-Generaal. Tevens fungeerde hij als zaakwaarnemer van de ridders tussen twee vergaderingen. Hij opende hun post, stelde de agenda samen en bereidde de vergadering voor. De landsadvocaat ging de besluiten voorbereiden en fungeerde in wezen vaak als de hoogste bestuurder van de gehele Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Nu was een staat/gewest natuurlijk opgebouwd uit steden die samen zitting hadden in de betreffende staat/provincie. Dus een persoon die die staat vertegenwoordigde of belangen behartigde zou wel goed zijn, dus in de vorm van een landsadvocaat.
Maar de steden zelf hadden hun eigen vroedschappen en magistraten waaronder de burgermeesters. Maar waarom moest er dan ook nog een pensionaris aan worden toegevoegd?
En welke huidige functie zou daar mee te vergelijken zijn, zoals misschien de statelijke raadspensionaris/landsadvocaat onze huidige minister-president (Rutte) zou kunnen zijn?
Heb je meer informatie nodig om de vraag te beantwoorden? Reageer dan hier.