Hoe ontwikkelde Europa zich bestuurlijk na de val van het Romeinse Rijk?

De meeste landen vielen na de val van het West-Romeinse Rijk terug in een periode van achteruitgang. Het Romeinse Rijk was een goed georganiseerd systeem, met goede infrastructuur, goede wetten en regels. Het was een samenleving die op rolletjes liep. Het West-Romeinse Rijk viel door invallen van Hongaren, Hunnen, Vikingen andere volkeren die zogeheten volksverhuizingen ''deden''. Na de val kon bijna niemand meer lezen en schrijven. Behalve de geestelijken, mensen van de kerk, was bijna iedereen analfabeet. Hierdoor hadden geschreven wetten en regels geen zin meer, die wel handig van pas kwamen in het West-Romeinse Rijk. Na de val verslechterde ook de infrastructuur. Wegen werden slechter en het was moeilijker om van de ene plek op de andere plek te komen. In de meeste landen viel het economische deel terug op het hofstelsel. Bestuurlijk viel het grootste gedeelte van het oude West-Romeinse Rijk terug op het leenstelsel. Dit kwam dus omdat er nog maar weinig mensen konden lezen en schrijven en er een slechte infrastructuur was. Hierdoor kon de baas van een groot gebied, bijvoorbeeld een koning of keizer, lastig alles in de gate houden. Hiervoor ontstond dus het leenstelsel. Een grootgrondbezitter deelden zijn gebied op in honderden zogeheten gouwen. Een graaf of een hertog, die hoge edelmannen worden genoemd, kregen dan zo'n gouw. Meestal was ook dit gouw te groot en vandaar dat de hoge edelen hun grond ook weer opdeelden in kleine stukjes. Lage edelen leenden dan weer de grond van de hoge edelen die op hun beurt weer de grond van bijvoorbeeld een koning hadden geleend. Zo waren de lage edelen leenmannen van de hoge edelen, en achterleenmannen van de koning. In ruil voor dat stuk grond dat de lage- of hoge edellieden kregen, moesten zijn de koning in raad en daad bijstaan. Dat wil zeggen, advies geven op het moment dat dat nodig was en soldaten in hun stukje geleende grond afleveren in tijden van oorlog. Op den duur werkte het leenstelsel niet meer, omdat er zo veel achterachterachterleenmannen kwamen dat de persoonlijke band die er zou moeten zijn met de koning, bijna verdwenen was. Daarnaast gingen leenmannen de baas spelen en waren ze steeds minder trouw aan de koning.