Hét vraag- en antwoordplatform van Nederland
Geef jouw antwoord
0 / 2500
Geef Antwoord

Antwoorden (1)

In 1559 benoemde Filips II, koning van Spanje en landsheer over de Nederlanden, prins Willem van Oranje tot ‘stadhouder’ van Holland, Zeeland en Utrecht. Als stadhouder was Willem van Oranje de plaatsvervanger van de landsheer, en moest hij namens hem in de drie gewesten het gezag uitoefenen.

Het 'Plakkaat van Verlathinge' was een brief waarin de gewesten zeiden dat ze Filips II vanwege zijn tirannieke bewind niet langer als hun landsheer zagen. Het plakkaat werd op 26 juli 1581 ondertekend. Ze zochten een goede koning, maar vonden er geen. Daarom gingen ze in 1588 verder als een republiek.
De soevereiniteit ging daarmee over op de gewestelijke regeringen, en de stadhouder werd hun hoogste functionaris - in plaats van plaatsvervanger van de landsheer. Hij werd voorzitter van de Raad van State (tijdens de republiek het uitvoerend orgaan van de Staten–Generaal); benoemde stadsmagistraten en andere belangrijke lokale functionarissen; oefende het recht van gratie uit; oefende de functies van admiraal-generaal van de vloot en kapitein-generaal van het leger uit; handhaafde de ware godsdienst en de beslechting van geschillen tussen leden van de Unie. Tenslotte gold de stadhouder voor de gebieden overzee als vorst.

De stadhouder bleef dus een machtig man, hoewel hij geen staatshoofd was. Zijn macht nam in 1747 (aantreden Willem IV) nog meer toe doordat het stadhouderschap erfelijk gemaakt werd, en vanwege het feit dat de stadhouder voor de hele Republiek werd benoemd.

Het klopt dus niet dat hij onnodig werd, maar zijn functie veranderde drastisch.
Amadea
11 jaar geleden
Deel jouw antwoord
0 / 2500
Geef Antwoord
logo van Kompas Publishing

GoeieVraag.nl is onderdeel van Kompas Publishing