Waar komen plaatsnaam-woorddelen zoals "-loysen" vandaan?
Ik ben bezig met een aantal historische plaatsnamen, waarvan veel woorddelen redelijk makkelijk te verklaren zijn. Maar niet alles.
Van Herradeskerke, bijvoorbeeld.
Wat is "Herrades"? (andere spellingen: Aerntswaert, Aertswaarde, Heeraartswaarde, Heeraartskerke).
Waert, werde, enz. = waard = een stuk land.
Monde (Dubbelmonde, Almonde), Voet (Almsvoet) = ligging aan riviersplitsing. Alm, Eem (Eemkerke), Dubbel, zijn rivieren.
Maar in de plaatsnamen Tolloysen (Tolloijssen, e.d.) en Alloysen (Alloeissen e.d.)... wat betekent het tweede woorddeel -Loysen (loijssen, loeissen)?
En in de plaatsnaam Wolbrandskercke (of Wol[f]brands),
wat betekent het eerste woorddeel Wolbrands? Het gehucht is gesticht door ene heer Wolbrand, maar hoe komt die meneer aan die naam?
Tot slot: wat voor betekenissen schuilen er in (woorddelen van) de volgende plaatsnamen?
Nesse, De Mijl, Twintighoeven, Achthoeven, Kort - en Lang Ambacht, Vorensater, Oudeland, Genemanspolder en Erkenttruden[kerke].
Het gaat hier om Zuid-Hollandse plaatsnamen van tussen 1100 en 1421.
Alvast bedankt.
Heb je meer informatie nodig om de vraag te beantwoorden? Reageer dan hier.