Wat wordt bedoeld met "Werkzame stof" in een geneesmiddel?

Een geneesmiddel bestaat uit de stof waar het feitelijk om gaat: de stof die werkelijk werkzaam is tegen de kwaal in kwestie.

Maar daarnaast zit er veel meer in een geneesmiddel. Zoals een bindmiddel dat ervoor zorgt dat een pil één geheel blijft.

Vaak ook een vulmiddel dat ervoor zorgt dat de pil een bepaalde grootte heeft. Dat is nodig omdat je soms maar een heel kleine hoeveelheid van de werkzame stof nodig hebt. Stel dat je per dag een hoeveelheid werkzame stof zou moeten innemen ter grootte van een tiende deel van een zandkorreltje - zo'n klein pilletje is niet te maken, niet in te nemen, en als je er maar een hoekje van afstoot ben je al 20% van de werkzame stof kwijt. Een grotere pil is handzamer, en als je dan toevallig een hoekje erafstoot ben je maar 1% van de werkzame stof kwijt.

Ook kan er aan de buitenkant een laagje zitten dat wordt toegepast wanneer de pil zelf ongelooflijk vies smaakt.

Bij sommige pillen is het nodig dat de werkzame stof pas vrijkomt in de darmen. Die pillen hebben een laagje dat bestand is tegen het maagzuur, en dat pas oplost in het basische milieu van de darm.

Dan zijn er nog de pillen die gemaakt zijn om de werkzame stof niet in één keer, maar juist heel geleidelijk af te geven. Dat gebeurt door de werkzame stof op te lossen (of te mengen) met een vulmiddel dat heel langzaam uit elkaar valt, vaak in de loop van meerdere uren.

Al die andere stoffen zijn dus vaak hard nodig om de pil bruikbaar te maken, maar ze hebben van zichzelf geen werking. Ze dienen er slechts toe om het eigenlijke medicijn, de werkzame stof dus, op een handige en juiste manier in het lichaam te krijgen.

De werkzame stof is het enige deel van het geneesmiddel dat daadwerkelijk helpt bij het bestrijden of verlichten van de kwaal.