Hoe werkt vermogensrendementsheffing?

Het voorbeeld gaat als volgt.

Je hebt nu niets. Geen spaargeld en geen schulden (dit voor de eenvoud).

Je wint komende week 27,5 miljoen. Die krijg je in één keer op je rekening, zonder dat er kosten of belastingen of wat dan ook wordt ingehouden. Je hebt nu dus 27,5 miljoen.

Verder gebeurt er niets, je hebt geen inkomsten en geen uitgaven (of je uitgaven zijn precies even groot als je inkomsten).

Je zet het geld op een spaarrekening. Die geeft je een kleine rente. Zeg dat je gedurende de rest van dit jaar een schamele 130 duizend euro aan rente ontvangt (ongeveer 1% rente op jaarbasis, een krap half jaar rente).

Op 1 januari 2015 heb je dus een totaal vermogen van 27,630 miljoen euro. En dat is het enige dat telt, want 1 januari is de peildatum voor de belastingen.

In je aangifte over 2014 betaal je nog geen vermogensrendementsheffing. De peildatum is immers 1 januari 2014, en toen had je nog niets. Dus als je begin 2015 aangifte doet over het jaar 2014, had je nog nul vermogen, en betaal je geen vermogensrendementsheffing.

Begin 2016 is het anders. Dan doe je aangifte over het jaar 2015, met 1 januari 2015 als peildatum. Op die peildatum bezat je 27,63 miljoen euro. Daar trek je de vrije voet van ongeveer 21 duizend euro van af. Restant, even afgerond, 27,609 miljoen euro.

De belastingdienst doet net of je over dat bedrag een rendement van 4% haalt. Dat is het vermogensrendement. En over die 4% betaal je 30% vermogensrendementsheffing. Je betaalt dus 30% van 4% van 27,609 miljoen. Ofwel, eenvoudiger: je betaalt 1,2% van 27,609 miljoen (want 30% van 4% is 1,2%).

1,2% van 27,609 miljoen is ruim 331 duizend euro. Dat is het bedrag dat je begin 2016 zult moeten betalen omdat je op 1 januari 2015 zoveel vermogen had.