Wat betekent 'Keerl, o keerl, wat geet'r lof' of waar is het een woordspeling op?
Herman Finkers zingt in een liedje "Zondags zingt men Gods lof. Keerl, o keerl, wat geet'r of"
Tenminste, ik kan die laatste zin zelf niet verstaan, maar dat vond ik op een website.
Er is blijkbaar iets grappigs aan die tweede zin, want het publiek lacht, wie kan de grap uitleggen?
Heb je meer informatie nodig om de vraag te beantwoorden? Reageer dan hier.