Op 22 mei treedt Prinses Beatrix weer in het openbaar. Als beschermvrouwe reikt zij de Jantje Beton Prijs uit aan de meest speelvriendelijke gemeente van Nederland. Welke gemeente gaat dit jaar met de prijs naar huis?
Jantje Beton is sinds 1968 actief in samenwerking met kinderen en jongeren om meer uitdagende speelruimte en kansen te creëren. Jaarlijks doen meer dan 350.000 kinderen mee aan de activiteiten en projecten, met extra aandacht voor degenen die in kwetsbare speelposities verkeren. Lees hier alles over deze bijzondere prijs en welke gemeenten kans maken.
Wat is de Jantje Beton Prijs?
De Jantje Beton Prijs is een zeer gewaardeerde prijs die sinds 1978 elke 2 jaar wordt uitgereikt door de Nederlandse organisatie Jantje Beton. De meest speelvriendelijke gemeente van Nederland wint de prijs. Het doel van Jantje Beton? Om ervoor te zorgen dat alle kinderen en jongeren in Nederland dagelijks kunnen spelen en bewegen in hun directe leefomgeving. De winnaar van de prijs ontvangt een groot geldbedrag. Daarnaast krijgt de winnaar een erkenning voor hun inspanningen om meer uitdagende speelruimte en kansen voor kinderen te creëren. De vakjury en kinderjury stellen uit alle inzendingen een top-3 samen.
Kansmakende gemeenten
Dit jaar maken Gouda, Nijmegen en Rijswijk kans op de prijs. Leiden, winnaar van de laatste editie, is dit jaar gastgemeente. Prinses Beatrix woont het plenaire programma bij en reikt samen met een lid van de kinderjury de prijs uit. Benieuwd wat de meest kindvriendelijke gemeente van Nederland is? Op 22 mei weet je in ieder geval waar je (klein)kinderen veilig kunnen spelen.
Eerdere prijswinnaars
- 2021: Leiden
- 2019: Rotterdam
- 2017: Utrecht
- 2015: Oldambt
- 2013: Den Bosch
- 2011: Enschede
- 2009: Tynaarlo
- 2007: Vlaardingen
- 2005: Eindhoven
- 2003: Zwolle
- 2001: Groningen
- 1999: Amersfoort
- 1997: Hoogeveen
- 1995: Hengelo
- 1993: Schiedam
- 1991: Tilburg
- 1989: Heemstede
- 1987: Oss
- 1985: Zaanstad
- 1983: Den Haag
- 1981: Roosendaal
- 1979: Amsterdam
- 1978: Lisse (eerste editie)
Bron en beeldmateriaal: koninklijkhuis