Ga naar de inhoud

7 mythes over reanimatie

Update:
reanimatie

Reanimatie kan het verschil betekenen tussen leven en dood. Net als bij veel medische procedures, zijn er enkele mythes die zich rond deze levensreddende handeling hebben verspreid. Deze misvattingen leiden misschien tot aarzeling, vertraging of zelfs verkeerd handelen in noodsituaties.

Het is daarom van cruciaal belang om deze mythes te ontkrachten en de juiste kennis te verspreiden. Hier zijn 7 veelvoorkomende mythes over reanimatie:

1. Preventief reanimeren is een fabel

Het idee van preventieve reanimatie, zoals gesuggereerd in sommige media, is een misvatting. Reanimatie is niet iets wat je preventief kunt toepassen. Het herkennen van een hartstilstand kan lastig zijn, vooral in stressvolle situaties zoals een druk stadion. De eerste stap is altijd het beoordelen van het bewustzijn en de ademhaling van het slachtoffer. Bij twijfel is het beter om direct te beginnen met reanimeren, aangezien het uitblijven van actie in een levensbedreigende situatie veel ernstiger kan zijn dan het onnodig starten van reanimatie.

De tekst gaat onder de video verder >>

2. Mond-op-mondbeademing is niet altijd noodzakelijk

Hoewel mond-op-mondbeademing traditioneel deel uitmaakt van reanimatie, is het niet altijd essentieel. Borstcompressies zijn vaak de eerste prioriteit, maar als mond-op-mondbeademing niet mogelijk is of niet gewenst wordt, is het beter om alleen borstcompressies toe te passen dan helemaal niets te doen. Het risico op ziekte door mond-op-mondbeademing is zeer zeldzaam. Er zijn ook alternatieve methoden beschikbaar, zoals het gebruik van beademingshulpmiddelen.

Lijst beademingshulpmiddelen

  1. Pocket masker: Een pocket masker is een klein, opvouwbaar masker dat over de mond en neus van het slachtoffer wordt geplaatst om beademing te vergemakkelijken. Het heeft een eenrichtingsventiel dat ervoor zorgt dat lucht van de hulpverlener naar het slachtoffer stroomt, terwijl eventuele terugstroming van lucht van het slachtoffer naar de hulpverlener wordt voorkomen.
  2. Ballon-beademingszak: Dit is een handmatige beademingszak die gebruikt wordt om lucht in de longen van het slachtoffer te brengen. Het bestaat uit een flexibele ballon die wordt samengedrukt om lucht door een masker of beademingsbuis naar het slachtoffer te duwen.
  3. Pocket ventielmasker: Dit is een variant van het pocket masker met toegevoegde functies. Zoals een ingebouwd ventiel dat zorgt voor een betere luchtstroom en bescherming tegen besmetting tijdens het beademen.
  4. Beademingsballon met masker en reservoir: Deze beademingsapparatuur bestaat uit een ballon, masker en reservoirzak. Het masker wordt over de mond en neus van het slachtoffer geplaatst, terwijl de ballon wordt samengedrukt om lucht in de longen te brengen. De reservoirzak zorgt voor een continue toevoer van zuurstofrijke lucht.
  5. Larynxmasker: Een larynxmasker is een apparaat dat via de mond wordt ingebracht en de luchtweg opent door de keelholte te ondersteunen. Het wordt vaak gebruikt als alternatief voor een beademingsbuis bij reanimatie.
  6. Orofaryngeale en nasofaryngeale luchtwegen: Dit zijn eenvoudige hulpmiddelen die in de mond (orofaryngeale luchtweg) of neus (nasofaryngeale luchtweg) van het slachtoffer worden ingebracht om de luchtweg open te houden en beademing te vergemakkelijken.

3. Tong inslikken is een misverstand

Het idee dat iemand zijn tong kan inslikken tijdens een bewusteloze toestand is een wijdverbreid misverstand. Hoewel de tong naar achteren kan zakken en de luchtweg kan blokkeren, is het niet mogelijk om de tong daadwerkelijk in te slikken. Het openen van de luchtweg door het hoofd naar achteren te kantelen en de kin op te tillen, is een belangrijke stap om te controleren op een normale ademhaling en indien nodig te starten met reanimatie.

4. Speciale cursussen voor kinderreanimatie zijn niet altijd nodig

Het reanimeren van een kind vereist niet noodzakelijk een aparte cursus. De basisstappen van reanimatie die worden geleerd in een cursus voor volwassenen zijn over het algemeen voldoende. Het aanpassen van de diepte van borstcompressies is vaak het enige verschil. Het is belangrijk om het proces niet onnodig ingewikkeld te maken voor omstanders of hulpverleners, tenzij ze regelmatig werken met kinderen, zoals leerkrachten of kinderdagverblijfmedewerkers.

5. Een AED bepaalt niet of reanimatie nodig is

Hoewel een Automatische Externe Defibrillator (AED) een waardevol hulpmiddel is bij reanimatie, bepaalt het niet of reanimatie moet worden gestart. Het is altijd belangrijk om direct te beginnen met reanimeren bij een bewusteloos slachtoffer met abnormale ademhaling, zelfs voordat een AED beschikbaar is. Het correct beoordelen van de ademhaling en het circulatiestelsel blijft de verantwoordelijkheid van de omstander of hulpverlener.

6. Reanimatie is alleen nodig bij ouderen

Een andere misvatting is dat reanimatie alleen nodig is bij oudere mensen. In werkelijkheid kan een hartstilstand iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht of gezondheidstoestand, overkomen. Jonge mensen, inclusief kinderen en zelfs zuigelingen, kunnen ook slachtoffer worden van een plotselinge hartstilstand. Daarom is het belangrijk dat mensen van alle leeftijden kennis hebben van reanimatietechnieken en in staat zijn om adequaat te handelen in noodsituaties.

7. Reanimatie kan altijd zonder risico worden uitgevoerd

Hoewel reanimatie essentieel is bij het redden van levens, brengt het ook risico’s met zich mee. Onjuiste uitvoering leidt soms tot letsel, zoals gebroken ribben of beschadiging van inwendige organen. Bovendien is reanimatie emotioneel en fysiek veeleisend voor de persoon die het uitvoert. Het is belangrijk dat hulpverleners zich bewust zijn van deze risico’s en dat ze zo goed mogelijk getraind zijn om reanimatie op een veilige en effectieve manier uit te voeren.

Meer over: