Er verandert veel voor pensioendeelnemers en pensioenfondsen met de nieuwe Pensioenwet. Het nieuwe stelsel wordt in 2027 van kracht en ondertussen hoor je van alle kanten dat er nog van alles kan veranderen. Terecht dat miljoenen werknemers en gepensioneerden zich afvragen: hoe veilig is mijn pensioenuitkering straks in dat nieuwe stelsel?
Een enorme klus
De overgang naar het nieuwe stelsel is een enorme klus voor de fondsen. Het moet er voor zorgen dat de verschillen tussen de jonge werknemers en oudere generaties gepensioneerden minder groot uitvallen. En het sluit beter aan bij de huidige arbeidsmarkt waarin werknemers vaker van baan wisselen.
Je pensioen staat straks minder vast
Wat vast staat is dat binnen het nieuwe stelsel de belofte over de hoogte van je pensioen niet meer vast staat. Iedereen iedereen bouwt straks pensioen op via een premieregeling. Dat geld wordt belegd. Werknemers kunnen zien hoe hoog de inleg in hun pensioen is en hoe hun persoonlijke pensioenvermogen groeit. Als het goed gaat met de economie stijgt je pensioen, gaat het economisch slechter, dan vang je minder.
Afnemend risico voor oudere pensioendeelnemers
De nieuwe regels zorgen er wel voor dat de bewegingen minder groot worden naarmate je ouder wordt. Want het pensioen van een jongere werknemer heeft meer tijd om tegenvallers in de beleggingen op te vangen dan dat van oudere werknemers. Zo kan voor hen meer risicovol belegd worden in de hoop op een hoger rendement. Als werkgevers en werknemers dat willen, kunnen zij ervoor kiezen om geld apart te zetten om tegenvallers op te vangen.
Lees ook: Pensioenfondsen kijken steeds meer naar crypto toont onderzoek.
Het nieuwe stelsel gaat nog niet meteen in
Maar we hebben nog even de tijd om alles aan te passen. Als werkgevers besluiten om op het nieuwe stelsel over te gaan, dan moeten pensioenfondsen dat besluit uiterlijk op 1 januari 2027 of, als het parlement ermee instemt, 1 januari 2028, uitgevoerd hebben. Ze moeten zorgen dat de opgebouwde pensioenuitkering evenwichtig wordt verdeeld tussen de verschillende generaties: ouderen, jongeren en alles er tussenin.
Wat moeten ze hiervoor doen?
De meeste werkgevers en pensioenfondsen zijn al begonnen met de voorbereidingen. Werkgevers moeten een besluit nemen over het pensioencontract dat zij met hun werknemers gaan afsluiten. Pensioenfondsen moeten de manier waarop wordt gerekend, veranderen en de gemeenschappelijke ‘pensioenspaarpotten’ moeten worden overgeheveld naar individuele spaarpotten. Dit ingewikkelde proces noemen ze ‘invaren’.
Een evenwichtige belangenafweging
Het is van cruciaal belang dat berekeningen, data en IT goed op orde zijn zodat alle pensioenaanspraken correct in het nieuwe stelsel terechtkomen. Ook moeten pensioenfondsen een evenwichtige belangenafweging maken bij het overhevelen naar individuele spaarpotten.
Pensioenfondsen van werkgevers kunnen in het nieuwe pensioenstelsel in principe uit 2 varianten kiezen.
De solidaire en de flexibele pensioenregeling
Pensioenfondsen hebben de keuze tussen een solidaire en een flexibele pensioenregeling. Bij de solidaire pensioenregeling is er 1 beleggingsbeleid, waarbij deelnemers niet zelf kunnen kiezen om bijvoorbeeld meer of minder in aandelen te beleggen in de opbouwfase.
In de solidaire variant wordt er ook een financiële buffer aangehouden, de zogenoemde solidariteitsreserve. Hierbij mag maximaal 15 procent van het vermogen opzij worden gezet om onvoorziene risico’s, zoals bijvoorbeeld een grote dip op de beurs, op te vangen.
Variabele pensioenuitkering
De pensioenuitkering is bij deze regeling wel altijd variabel. Dit betekent dat de uitkering jaarlijks kan veranderen, waarbij de hoogte van de uitkering kan mee schommelen met de beleggingsresultaten.
Op zich klinkt een variabele uitkering minder zeker dan de huidige pensioenuitkering die gebaseerd is op de hoogte van het loon dat je als werknemer verdiende. Dit hoeft niet zo te zijn. Binnen de solidaire variant wordt ook na pensionering nog voor je belegd en dat betekent dat de uitkering verhoogd kan worden, in het geval van goede beleggingsresultaten. Het omgekeerde kan ook: een verlaging van de pensioenuitkering.
Invloed op beleggingen
Bij de flexibele pensioenregeling, krijg je in de opbouwfase meer invloed op de manier waarop de ingelegde pensioenpremies worden belegd. Er is een keuze om bijvoorbeeld een offensiever beleggingsprofiel te kiezen of juist een defensiever beleggingsprofiel.
Er vindt geen risicodeling plaats met andere deelnemers van de pensioenregeling via bijvoorbeeld de manier waarop rendementen worden verdeeld over groepen deelnemers, of in de vorm van een solidariteitsreserve.
Lees ook: Lees alle ontwikkelingen rondom de pensioenwet.
Vaste of een variabele pensioenuitkering
Als je met pensioen gaat krijg je de keuze tussen de opgebouwde persoonlijke pensioenpot te laten uitkeren als een levenslange vaste uitkering, of via een variabele uitkering. In het laatste geval wordt een deel van het opgebouwde vermogen na pensionering nog belegd. Je pensioenuitkering kan dan hoger of lager uitvallen.
Extra potje voor een waardevaste pensioenuitkering
Als je voor een vaste uitkering kiest, geeft dit zekerheid over de hoogte van je pensioen. Tegelijk is het zo dat er geen ‘indexatie’ meer plaatsvindt. Ofwel: het vaste uitkeringsbedrag stijgt niet in lijn met de inflatie. Je zal in dit geval dus zelf een extra potje moeten hebben om het pensioen in de uitkeringsfase waardevast te houden.
Bronnen: DNB, Business Insider. Foto: SeventyFour (Canva)