Ga naar de inhoud

Herdenking slavernijverleden in Amsterdam: koning Willem-Alexander aanwezig

Herdenking slavernijverleden

Koning Willem-Alexander is 1 juli aanwezig bij de herdenking en viering van de afschaffing van de slavernij. Het is dit jaar 160 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en het Caribisch gebied formeel is afgeschaft.

Omdat mensen in Suriname nog 10 jaar gedwongen werden door te werken op de plantages, is de daadwerkelijke afschaffing in Suriname pas 150 jaar geleden. Willem-Alexander voelt zich persoonlijk betrokken bij het onderwerp en gaat daarom naar Amsterdam.  

Grote evenementen

Dit herdenkingsjaar bestaat uit enkele grote evenementen. De 20e herdenking in Amsterdam begint met Bigi Spikri, een kleurrijke optocht in traditionele kledij. De tocht start om 11.00 uur vanaf het Waterlooplein en eindigt bij het Nationaal Monument Slavernijverleden in het Oosterpark. Na de herdenking wordt op verschillende podia in het Oosterpark het Keti Koti Festival gevierd. Het festival is gratis en duurt van 15.00 tot 21.00 uur.

Amsterdamse betrokkenheid bij slavernij

Vanaf het einde van de 16e eeuw tot het einde van de 19e eeuw was Amsterdam betrokken bij slavenhandel en slavernij. Stadsregenten zaten in het bestuur van de West-Indische en de Verenigde Oost-Indische compagnie. Kooplieden voeren naar onder andere Curaçao, Suriname, India en Indonesië en verhandelden specerijen en tot slaaf gemaakte mensen.

In 1873 werden de laatste tot slaaf gemaakte mensen vrij. Dat is minder lang geleden dan het lijkt. Er zijn nog steeds mensen in leven, die nog iemand gekend hebben die als slaaf heeft moeten leven, bijvoorbeeld een overgrootvader of -moeder.

Excuses voor slavenhandel en slavernij

De Amsterdamse burgemeester Femke Halsema bood namens het stadsbestuur excuses aan voor de betrokkenheid van het toenmalige stadsbestuur bij de wereldwijde slavenhandel en slavernij. Amsterdam heeft hiernaar een onderzoek ingesteld dat is samengevat in het boekje ‘Amsterdam en het slavernijverleden’

Tekst gaat onder de video verder >>

Vorig jaar december maakte minister-president Mark Rutte excuses voor die rol die Nederland heeft gespeeld. Rutte uitte zijn excuses in het Nationaal Archief in Den Haag in aanwezigheid van vertegenwoordigers van organisaties die zich sterk maken voor erkenning van de gevolgen van slavernij. De excuses vormen een belangrijk onderdeel van de kabinetsreactie op het rapport Ketenen van het Verleden dat in 2021 werd gepresenteerd. Daarin krijgt de regering het advies om over te gaan tot erkenning en excuses voor de slavernij.

Fonds van 200 miljoen

Het kabinet stelt een fonds van 200 miljoen euro beschikbaar voor maatregelen op het terrein van bewustwording, betrokkenheid en doorwerking. De programmering en bestemming van het fonds wordt besproken met nazaten en betrokkenen. Verder stelt de regering voor om een onafhankelijk Herdenkingscomité op te richten. Dit moet de komende jaren zorgen voor een waardige herdenking van het slavernijverleden op 1 juli.

Naast de excuses wil het kabinet het slavernijverleden een plek te geven binnen het onderwijs omdat dat de plek is waar jongeren in aanraking komen met geschiedenis.

Ook wordt ingezet op het vergroten van kennis en bewustwording door het behoud en de verdere ontwikkeling van musea, archieven en de bescherming van cultureel erfgoed, zowel in Europees Nederland als in de Caribische delen van het Koninkrijk en andere betrokken landen. Met Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt overlegd over hun specifieke wensen op dit gebied.

Nationaal slavernijmuseum

Ook draagt het kabinet bij aan de ontwikkeling van een nationaal slavernijmuseum, met daaraan verbonden een kenniscentrum. Onderzoek naar het slavernijverleden levert de input aan de instellingen. Daarnaast wordt het makkelijker om een aan de slavernij gerelateerde achternaam te veranderen. De vermoorde Curaçaose verzetsheld Tula wordt gerehabiliteerd. Het voorziene fonds biedt ook mogelijkheden om andere verzetsstrijders op gepaste wijze te eren.

Meer over: