Per dag komen 17 Nederlanders om het leven door een ongelukkige val. Bijna 80 procent van alle slachtoffers is 80 jaar of ouder. Vrouwen overlijden vaker door een val dan mannen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) rekende uit dat vorig jaar 6200 mensen overleden na een uitglijder. Dat is 15 procent meer dan het jaar ervoor.
Het aantal sterfgevallen nam vooral toe onder 90-plussers en bij mensen met een hersenaandoening, zoals dementie. De leeftijd waarop mensen overlijden na een val is de afgelopen 10 jaar toegenomen: van 86 jaar naar 87 jaar bij vrouwen en van 79 jaar naar 82 jaar bij mannen. Vallen is hiermee de meest voorkomende niet-natuurlijke doodsoorzaak, gevolgd door zelfdoding (1900 per jaar) en verkeersongevallen (772).
Ruim 280 ouderen per dag op spoedeisende hulp
Het toenemende aantal fatale vallen, valt samen met de groei van het aantal ouderen in Nederland. Vandaar dat vooral 80-plussers maar ook dementerenden tot de risicogroep behoren. Van de 65-plussers heeft 1 op de 3 een verhoogd valrisico, aldus VeiligheidNL. 10 procent hiervan komt jaarlijks op de spoedeisende hulp. Dat zijn ruim 280 ouderen per dag.
Beweeg en doe iets aan reactiesnelheid en angst
Valtherapie of valpreventie helpt, blijkt uit onderzoek. Organisatie Fytac en Stichting Vitaliteit en Veiligheid voor Senioren (VVVS) zijn daarin gespecialiseerd. “Wil je voorkomen dat je valt, dan moet je iets doen aan je beweging, aan je reactiesnelheid en je angst. Als je daarin investeert, stelt dat de val uit”, zegt Bert de Goei van VVVS. Kwetsbare ouderen die thuis een gerichte therapie krijgen tegen hun val-angst, vallen beduidend minder vaak dan andere kwetsbare ouderen, wijst onderzoek uit.
Geïsoleerd raken, vereenzamen of depressief worden
Ook als je niet eerder bent gevallen kan je hiervoor angst hebben. Door die angst kom je terecht in een vicieuze cirkel: je gaat minder bewegen, waardoor spierkracht en evenwicht afnemen. Hierdoor neemt de kans op vallen toe. Valangst heeft ook wel gevolgen voor het sociale leven en de kwaliteit van het leven. Als je minder vaak buiten komt, neemt je ook minder deel aan sociale gebeurtenissen. Hierdoor kun je geïsoleerd raken, vereenzamen of depressief worden.
In evenwicht blijven
Het lichaam gebruikt verschillende systemen om het evenwicht te bewaren. Je staat rechtop doordat je onbewust informatie via verschillende wegen naar de hersenen stuurt die verantwoordelijk zijn voor de motoriek en voor het gevoel. Deze informatie komt van:
- de ogen
- het evenwichtsorgaan
- spanning in de nekspieren
- de huid
- de spierspanning
Deze interne en externe informatie werkt via de hersenen in op de spieren die ervoor zorgen dat je niet valt. Achteruitgang in 1 of meer van bovengenoemde functies gaat gepaard met een verschuiving van een stabiel naar een min of meer wankel evenwicht.
Oorzaken van vallen
Bij het risico op vallen spelen lichamelijke- en omgevingsfactoren een rol.
9 lichamelijke factoren:
- Je komt moeilijker in beweging en hebt moeite om in balans te blijven (mobiliteitsproblemen)
- Eerdere valpartijen
- Gebruik van bepaalde medicijnen
- Duizeligheid
- Verwardheid, desoriëntatie en verminderd bewustzijn
- Urine-incontinentie, ’s nachts veel naar de toilet moeten
- Depressie- of stemmingsklachten
- Slecht zien of horen
- Licht in het hoofd’ of duizelig worden bij snel overeind komen
9 omgevingsfactoren:
- Onbekende omgeving
- Gladde, natte vloeren
- Instabiele meubels
- Slechte leuningen
- Onvoldoende steunpunten
- Slechte verlichting
- Slecht schoeisel
- Losse stoeptegels
- Onrustige verkeerssituaties
Tips om vallen te vermijden:
- Voldoende bewegen, met extra aandacht voor balans, spierkracht en mobiliteit
- Zorg voor goed zicht, laat je ogen controleren
- Extra vitamine D zorgt voor sterkere botten. De vitamine kan worden geput uit zonlicht en supplementen
- Pas woning en inboedel aan
- Denk aan extra verlichting of een anti-sliplaag onder een vloerkleed
- Laat zo min mogelijk spullen rondslingeren, vooral op gevaarlijke plekken als de trap
- Bouw risicovolle medicatie zoveel mogelijk af – mocht dat mogelijk zijn.
Bronnen: CBS, UMC Utrecht